Nederlands
Uitgebreide synoniemen voor spottend in het Nederlands
spottend:
-
spottend
-
spottend
minachtend; spottend; hooghartig; smalend; honend-
minachtend bijvoeglijk naamwoord
-
spottend bijvoeglijk naamwoord
-
hooghartig bijvoeglijk naamwoord
-
smalend bijvoeglijk naamwoord
-
honend bijvoeglijk naamwoord
-
-
spottend
spotten:
-
spotten
bespotten; spotten; de draak steken-
de draak steken werkwoord (steek de draak, steekt de draak, stak de draak, staken de draak, de draak gestoken)
Conjugations for spotten:
o.t.t.
- spot
- spot
- spot
- spotten
- spotten
- spotten
o.v.t.
- spotte
- spotte
- spotte
- spotten
- spotten
- spotten
v.t.t.
- heb gespot
- hebt gespot
- heeft gespot
- hebben gespot
- hebben gespot
- hebben gespot
v.v.t.
- had gespot
- had gespot
- had gespot
- hadden gespot
- hadden gespot
- hadden gespot
o.t.t.t.
- zal spotten
- zult spotten
- zal spotten
- zullen spotten
- zullen spotten
- zullen spotten
o.v.t.t.
- zou spotten
- zou spotten
- zou spotten
- zouden spotten
- zouden spotten
- zouden spotten
en verder
- ben gespot
- bent gespot
- is gespot
- zijn gespot
- zijn gespot
- zijn gespot
diversen
- spot!
- spott!
- gespot
- spottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze