Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor stipt in het Nederlands

stipt:

stipt bijvoeglijk naamwoord

  1. stipt
    op tijd; tijdig; bijtijds; stipt
  2. stipt
    accuraat; zorgvuldig; precies; secuur; stipt; net
  3. stipt
    punctueel; stipt; strikt; precies; exact
  4. stipt
    nauwkeurig; precies; nauwgezet; stipt

Verwante woorden van "stipt":

  • stiptheid, stipter, stiptere, stiptst, stiptste

stipt vorm van stippen:

stippen werkwoord (stip, stipt, stipte, stipten, gestipt)

  1. stippen
    stippen
    • stippen werkwoord (stip, stipt, stipte, stipten, gestipt)

Conjugations for stippen:

o.t.t.
  1. stip
  2. stipt
  3. stipt
  4. stippen
  5. stippen
  6. stippen
o.v.t.
  1. stipte
  2. stipte
  3. stipte
  4. stipten
  5. stipten
  6. stipten
v.t.t.
  1. heb gestipt
  2. hebt gestipt
  3. heeft gestipt
  4. hebben gestipt
  5. hebben gestipt
  6. hebben gestipt
v.v.t.
  1. had gestipt
  2. had gestipt
  3. had gestipt
  4. hadden gestipt
  5. hadden gestipt
  6. hadden gestipt
o.t.t.t.
  1. zal stippen
  2. zult stippen
  3. zal stippen
  4. zullen stippen
  5. zullen stippen
  6. zullen stippen
o.v.t.t.
  1. zou stippen
  2. zou stippen
  3. zou stippen
  4. zouden stippen
  5. zouden stippen
  6. zouden stippen
en verder
  1. ben gestipt
  2. bent gestipt
  3. is gestipt
  4. zijn gestipt
  5. zijn gestipt
  6. zijn gestipt
diversen
  1. stip !
  2. stipt !
  3. gestipt
  4. stippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "stippen":