Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor te over in het Nederlands

over:

over bijvoeglijk naamwoord

  1. over
    over; overheen
  2. over
    over
    • over bijvoeglijk naamwoord
  3. over
    voltooid; over; klaar; uit; afgelopen; geëindigd; gereed; voorbij; afgedaan; af
  4. over
    voltooid; klaar; beëindigd; over; afgelopen; gereed; uit; gedaan; af; gepleegd; geëindigd; voorbij

over

  1. over
    – om aan te geven wat het onderwerp is 1
    van; over; omtrent; aangaande; inzake
    – om aan te geven wat het onderwerp is 1
    • van
      • dit is het verhaal van een arme man1
    • over
      • hij weet alles over molens1
    • omtrent
      • omtrent de oorzaak van de brand is niets bekend1
    • aangaande
      • aangaande het feest kunnen wij u nog niets melden1
    • inzake
      • inzake de inbraak is nog niets bekend1

over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de over
    – nog een keer 1
    de over; opnieuw; nogmaals; alweer
    – nog een keer 1
    • over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • ik doe dat werk wel over1
    • opnieuw bijwoord
      • Hans is opnieuw de beste van de klas1
    • nogmaals bijwoord
      • hij heeft me nogmaals bedrogen1
    • alweer
      • heb je nu alweer gespijbeld?1
  2. de over
    – van de ene kant naar de andere 1
    de over
    – van de ene kant naar de andere 1
    • over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • hij liep het plein over1
  3. de over
    – van de ene plaats naar de andere 1
    de over
    – van de ene plaats naar de andere 1
    • over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • alle leerlingen zijn over naar de volgende klas1
  4. de over
    – verder dan, er voorbij 1
    de over
    – verder dan, er voorbij 1
    • over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • het is tien over drie1
  5. de over
    – voorbij 1
    de over
    – voorbij 1
    • over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • mijn hoofdpijn is over1
  6. de over
    – wat het bedekt 1
    de over
    – wat het bedekt 1
    • over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • het kleed ligt over de tafel1
  7. de over
    – wat niet gebruikt is 1
    de over
    – wat niet gebruikt is 1
    • over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • er is nog taart over1
  8. de over
    – langs dat punt 1
    de over; via
    – langs dat punt 1
    • over [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • we rijden over Amsterdam1
    • via
      • we gaan via Zaandam naar Amsterdam1

Verwante woorden van "over":


Alternatieve synoniemen voor "over":


Antoniemen van "over":


Verwante definities voor "over":

  1. om aan te geven wat het onderwerp is1
    • hij weet alles over molens1
  2. nog een keer1
    • ik doe dat werk wel over1
  3. van de ene kant naar de andere1
    • hij liep het plein over1
  4. van de ene plaats naar de andere1
    • alle leerlingen zijn over naar de volgende klas1
  5. verder dan, er voorbij1
    • het is tien over drie1
  6. voorbij1
    • mijn hoofdpijn is over1
  7. wat het bedekt1
    • het kleed ligt over de tafel1
  8. wat niet gebruikt is1
    • er is nog taart over1
  9. langs dat punt1
    • we rijden over Amsterdam1

Verwante synoniemen voor te over