Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor tegenwoordigheid in het Nederlands

tegenwoordigheid:

tegenwoordigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de tegenwoordigheid
    de aanwezigheid; het bijzijn; de tegenwoordigheid

Verwante woorden van "tegenwoordigheid":


tegenwoordig:

tegenwoordig bijvoeglijk naamwoord

  1. tegenwoordig
    momenteel; nu; tegenwoordig; op dit moment; nou
  2. tegenwoordig
    tegenwoordig; hedendaags; van nu; huidig; van vandaag
  3. tegenwoordig
    tegenwoordig; hedentendage; in deze tijd
  4. tegenwoordig
    aanwezig; present!; tegenwoordig
  5. tegenwoordig
    huidig; momenteel; tegenwoordig; van vandaag
  6. tegenwoordig
    – van nu, van deze tijd 1
    huidig; tegenwoordig
    – van nu, van deze tijd 1
    • huidig bijvoeglijk naamwoord
      • de huidige burgemeester is een Noordhollander1
    • tegenwoordig bijvoeglijk naamwoord
      • de tegenwoordige burgemeester is een vrouw1
  7. tegenwoordig
    – in deze tijd 1
    nu; tegenwoordig; thans
    – in deze tijd 1
    • nu bijwoord
      • het hier en nu1
    • tegenwoordig bijvoeglijk naamwoord
      • tegenwoordig heb je veel vrouwelijke burgemeesters1
    • thans bijwoord
      • thans is het tijd om maatregelen te nemen1
  8. tegenwoordig
    – erbij aanwezig 1
    tegenwoordig
    – erbij aanwezig 1
    • tegenwoordig bijvoeglijk naamwoord
      • de hele familie was tegenwoordig1

Verwante woorden van "tegenwoordig":


Alternatieve synoniemen voor "tegenwoordig":


Antoniemen van "tegenwoordig":


Verwante definities voor "tegenwoordig":

  1. van nu, van deze tijd1
    • de tegenwoordige burgemeester is een vrouw1
  2. in deze tijd1
    • tegenwoordig heb je veel vrouwelijke burgemeesters1
  3. erbij aanwezig1
    • de hele familie was tegenwoordig1