Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor tekort in het Nederlands

tekort:

tekort [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het tekort
    de deficit; het tekort
    • deficit [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. het tekort
    de debet; de bankschuld; het tekort; tekortsaldo
  3. het tekort
    het gebrek; het tekort; het manco
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
    • manco [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. het tekort
    de schaarste; het gebrek; de schaarsheid; het tekort; de krapte
    • schaarste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schaarsheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
    • krapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. het tekort
    het tekort
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "tekort":


Verwante synoniemen voor tekort