Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor terugdraaien in het Nederlands

terugdraaien:

terugdraaien werkwoord (draai terug, draait terug, draaide terug, draaiden terug, teruggedraaid)

  1. terugdraaien
    opheffen; terugdraaien; teniet doen; nullificeren; vernietigen; ondervangen
    • opheffen werkwoord (hef op, heft op, hief op, hieven op, opgeheven)
    • terugdraaien werkwoord (draai terug, draait terug, draaide terug, draaiden terug, teruggedraaid)
    • teniet doen werkwoord
    • nullificeren werkwoord
    • vernietigen werkwoord (vernietig, vernietigt, vernietigde, vernietigden, vernietigd)
    • ondervangen werkwoord (ondervang, ondervangt, onderving, ondervingen, ondervangen)
  2. terugdraaien
    terugdraaien; terugschroeven
    • terugdraaien werkwoord (draai terug, draait terug, draaide terug, draaiden terug, teruggedraaid)
    • terugschroeven werkwoord (schroef terug, schroeft terug, schroefte terug, schroeften terug, teruggeschroeft)
  3. terugdraaien
    terugdraaien
    • terugdraaien werkwoord (draai terug, draait terug, draaide terug, draaiden terug, teruggedraaid)

Conjugations for terugdraaien:

o.t.t.
  1. draai terug
  2. draait terug
  3. draait terug
  4. draaien terug
  5. draaien terug
  6. draaien terug
o.v.t.
  1. draaide terug
  2. draaide terug
  3. draaide terug
  4. draaiden terug
  5. draaiden terug
  6. draaiden terug
v.t.t.
  1. heb teruggedraaid
  2. hebt teruggedraaid
  3. heeft teruggedraaid
  4. hebben teruggedraaid
  5. hebben teruggedraaid
  6. hebben teruggedraaid
v.v.t.
  1. had teruggedraaid
  2. had teruggedraaid
  3. had teruggedraaid
  4. hadden teruggedraaid
  5. hadden teruggedraaid
  6. hadden teruggedraaid
o.t.t.t.
  1. zal terugdraaien
  2. zult terugdraaien
  3. zal terugdraaien
  4. zullen terugdraaien
  5. zullen terugdraaien
  6. zullen terugdraaien
o.v.t.t.
  1. zou terugdraaien
  2. zou terugdraaien
  3. zou terugdraaien
  4. zouden terugdraaien
  5. zouden terugdraaien
  6. zouden terugdraaien
en verder
  1. ben teruggedraaid
  2. bent teruggedraaid
  3. is teruggedraaid
  4. zijn teruggedraaid
  5. zijn teruggedraaid
  6. zijn teruggedraaid
diversen
  1. draai terug!
  2. draait terug!
  3. teruggedraaid
  4. terugdraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze