Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor toekomend in het Nederlands

toekomend:

toekomend bijvoeglijk naamwoord

  1. toekomend
    toekomstig; aankomend; toekomend; toekomstige; aanstaand

toekomen:

toekomen werkwoord (kom toe, komt toe, kwam toe, kwamen toe, toegekomen)

  1. toekomen
    verdiend hebben; toekomen; toekomen aan
  2. toekomen
    ten deel vallen; toekomen; toevallen
    • ten deel vallen werkwoord (val ten deel, valt ten deel, viel ten deel, vielen ten deel, ten deel gevallen)
    • toekomen werkwoord (kom toe, komt toe, kwam toe, kwamen toe, toegekomen)
    • toevallen werkwoord (val toe, valt toe, viel toe, vielen toe, toegevallen)

Conjugations for toekomen:

o.t.t.
  1. kom toe
  2. komt toe
  3. komt toe
  4. komen toe
  5. komen toe
  6. komen toe
o.v.t.
  1. kwam toe
  2. kwam toe
  3. kwam toe
  4. kwamen toe
  5. kwamen toe
  6. kwamen toe
v.t.t.
  1. heb toegekomen
  2. hebt toegekomen
  3. heeft toegekomen
  4. hebben toegekomen
  5. hebben toegekomen
  6. hebben toegekomen
v.v.t.
  1. had toegekomen
  2. had toegekomen
  3. had toegekomen
  4. hadden toegekomen
  5. hadden toegekomen
  6. hadden toegekomen
o.t.t.t.
  1. zal toekomen
  2. zult toekomen
  3. zal toekomen
  4. zullen toekomen
  5. zullen toekomen
  6. zullen toekomen
o.v.t.t.
  1. zou toekomen
  2. zou toekomen
  3. zou toekomen
  4. zouden toekomen
  5. zouden toekomen
  6. zouden toekomen
en verder
  1. ben toegekomen
  2. bent toegekomen
  3. is toegekomen
  4. zijn toegekomen
  5. zijn toegekomen
  6. zijn toegekomen
diversen
  1. kom toe!
  2. komt toe!
  3. toegekomen
  4. toekomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze