Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor traagheid in het Nederlands

traagheid:

traagheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de traagheid
    de inertie; de traagheid; de indolentie; de sloomheid; de logheid; de luiheid; langzaamheid; de lamlendigheid; de slapte

Verwante woorden van "traagheid":


traag:

traag bijvoeglijk naamwoord

  1. traag
    langzaam; traag; sloom
  2. traag
    langzaam; traag; aarzelend; treuzelachtig; slepend; weifelend; dralend; besluitloos; treuzelend; talmend; leuterig
  3. traag
    lui; werkschuw; traag
    • lui bijvoeglijk naamwoord
    • werkschuw bijvoeglijk naamwoord
    • traag bijvoeglijk naamwoord
  4. traag
    – in een laag tempo 1
    langzaam; traag
    – in een laag tempo 1
    • langzaam bijvoeglijk naamwoord
      • hij werkt erg langzaam1
    • traag bijvoeglijk naamwoord
      • traag kroop de slak van het blad1

Verwante woorden van "traag":


Alternatieve synoniemen voor "traag":


Antoniemen van "traag":


Verwante definities voor "traag":

  1. in een laag tempo1
    • traag kroop de slak van het blad1

Verwante synoniemen voor traagheid