Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. trip:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor trip in het Nederlands

trip:

trip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de trip
    de trip; de rondreis; het tochtje; de rit; de toer; de tour; de rondrit
    • trip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rondreis [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tochtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • toer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tour [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • rondrit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de trip
    de uitstapje; het tochtje; het toertje; de trip; het uitje
    • uitstapje [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tochtje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • toertje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • trip [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • uitje [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "trip":

  • trippen, trips