Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor uitgangspunt in het Nederlands

uitgangspunt:

uitgangspunt [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het uitgangspunt
    het principe; het uitgangspunt; de basis; de grondslag; het fundament; de grondstelling; het basisbeginsel; het beginsel; de hoeksteen; het grondbeginsel; het grondbegrip; de grondregel
  2. het uitgangspunt
    het uitgangspunt; het vertrekpunt; de grondgedachte; de basis; de grond; het principe; de grondslag; het fundament; het beginsel; de grondstelling
  3. het uitgangspunt
    het uitgangspunt; het principe; het vertrekpunt; de basis; de grondgedachte; de veronderstelling; de grondslag; uitgangsvorm; de grondstelling; het fundament; de fundering; het beginsel; de grondlijn; basislijn
  4. het uitgangspunt
    – wat vastligt, waar je van uit gaat 1
    de basis; het uitgangspunt
    – wat vastligt, waar je van uit gaat 1
    • basis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • dit gegeven vormt de basis voor ons besluit1
    • uitgangspunt [het ~] zelfstandig naamwoord
      • mijn uitgangspunt is dat alle mensen gelijk zijn1

Verwante woorden van "uitgangspunt":


Alternatieve synoniemen voor "uitgangspunt":


Verwante definities voor "uitgangspunt":

  1. wat vastligt, waar je van uit gaat1
    • mijn uitgangspunt is dat alle mensen gelijk zijn1