Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vechten in het Nederlands

vechten:

vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)

  1. vechten
    vechten; bakkeleien; knokken; duelleren; kampen; matten
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • bakkeleien werkwoord (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
    • duelleren werkwoord (duelleer, duelleert, duelleerde, duelleerden, geduelleerd)
    • kampen werkwoord (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)
  2. vechten
    vechten; strijden; kampen; strijd voeren
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • kampen werkwoord (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • strijd voeren werkwoord
  3. vechten
    strijden; matten; vechten; knokken
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
  4. vechten
    – elkaar aanpakken met vuisten, wapens, of andere middelen 1
    vechten; strijden
    – elkaar aanpakken met vuisten, wapens, of andere middelen 1
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
      • de soldaten vechten tegen de vijand1
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
      • deze twee bevolkingsgroepen strijden al jaren tegen elkaar1
  5. vechten
    – je ergens voor inspannen 1
    vechten
    – je ergens voor inspannen 1
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
      • hij vecht voor een eigen zaak1

Conjugations for vechten:

o.t.t.
  1. vecht
  2. vecht
  3. vecht
  4. vechten
  5. vechten
  6. vechten
o.v.t.
  1. vocht
  2. vocht
  3. vocht
  4. vochten
  5. vochten
  6. vochten
v.t.t.
  1. heb gevochten
  2. hebt gevochten
  3. heeft gevochten
  4. hebben gevochten
  5. hebben gevochten
  6. hebben gevochten
v.v.t.
  1. had gevochten
  2. had gevochten
  3. had gevochten
  4. hadden gevochten
  5. hadden gevochten
  6. hadden gevochten
o.t.t.t.
  1. zal vechten
  2. zult vechten
  3. zal vechten
  4. zullen vechten
  5. zullen vechten
  6. zullen vechten
o.v.t.t.
  1. zou vechten
  2. zou vechten
  3. zou vechten
  4. zouden vechten
  5. zouden vechten
  6. zouden vechten
diversen
  1. vecht!
  2. vecht!
  3. gevochten
  4. vechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vechten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vechten
    vechten; het strijden
    • vechten [znw.] zelfstandig naamwoord
    • strijden [het ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "vechten":


Verwante definities voor "vechten":

  1. elkaar aanpakken met vuisten, wapens, of andere middelen1
    • de soldaten vechten tegen de vijand1
  2. je ergens voor inspannen1
    • hij vecht voor een eigen zaak1

Verwante synoniemen voor vechten