Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor weekheid in het Nederlands

weekheid:

weekheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de weekheid
    de zwakte; de zwakheid; de sulligheid; de laksheid; de krachteloosheid; de slapte; de weekheid; de zachtheid; de slapheid
  2. de weekheid
    de zachtheid; de weekheid
    • zachtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • weekheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "weekheid":


weekheid vorm van week:

week [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de week
    – periode van zeven dagen 1
    de week
    – periode van zeven dagen 1
    • week [de ~] zelfstandig naamwoord
      • we gaan een week op vakantie1

week bijvoeglijk naamwoord

  1. week
    – zacht en slap 1
    week
    – zacht en slap 1
    • week bijvoeglijk naamwoord
      • door de vorst is het plastic week geworden1
    zwak
    • zwak bijvoeglijk naamwoord

week [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het week
    – zacht en slap 1
    het week
    – zacht en slap 1
    • week [het ~] zelfstandig naamwoord
      • door de vorst is het plastic week geworden1

Verwante woorden van "week":


Verwante definities voor "week":

  1. periode van zeven dagen1
    • we gaan een week op vakantie1
  2. zacht en slap1
    • door de vorst is het plastic week geworden1