Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor weten in het Nederlands

weten:

weten werkwoord (weet, wist, wisten, geweten)

  1. weten
    weten; op de hoogte zijn
  2. weten
    – ervan op de hoogte zijn 1
    weten; kennen
    – ervan op de hoogte zijn 1
    • weten werkwoord (weet, wist, wisten, geweten)
      • weet jij waar Istanboel ligt?1
    • kennen werkwoord (ken, kent, kende, kenden, gekend)
      • ik ken de burgemeester persoonlijk1
  3. weten
    – erin slagen 1
    weten
    – erin slagen 1
    • weten werkwoord (weet, wist, wisten, geweten)
      • hij wist te ontsnappen1

Conjugations for weten:

o.t.t.
  1. weet
  2. weet
  3. weet
  4. weten
  5. weten
  6. weten
o.v.t.
  1. wist
  2. wist
  3. wist
  4. wisten
  5. wisten
  6. wisten
v.t.t.
  1. heb geweten
  2. hebt geweten
  3. heeft geweten
  4. hebben geweten
  5. hebben geweten
  6. hebben geweten
v.v.t.
  1. had geweten
  2. had geweten
  3. had geweten
  4. hadden geweten
  5. hadden geweten
  6. hadden geweten
o.t.t.t.
  1. zal weten
  2. zult weten
  3. zal weten
  4. zullen weten
  5. zullen weten
  6. zullen weten
o.v.t.t.
  1. zou weten
  2. zou weten
  3. zou weten
  4. zouden weten
  5. zouden weten
  6. zouden weten
diversen
  1. weet!
  2. weet!
  3. geweten
  4. wetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. weten
    weten; de kennis
    • weten [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kennis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. weten
    de wetenschap; weten
    • wetenschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • weten [znw.] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "weten":


Alternatieve synoniemen voor "weten":


Verwante definities voor "weten":

  1. ervan op de hoogte zijn1
    • weet jij waar Istanboel ligt?1
  2. erin slagen1
    • hij wist te ontsnappen1

weten vorm van wet:

wet [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de wet
    de wet; het voorschrift; de regel; de regeling; het reglement; de orde
    • wet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voorschrift [het ~] zelfstandig naamwoord
    • regel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • regeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • reglement [het ~] zelfstandig naamwoord
    • orde [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de wet
    de wet
    • wet [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. de wet
    – regel van de overheid waar iedereen zich aan moet houden 1
    de wet
    – regel van de overheid waar iedereen zich aan moet houden 1
    • wet [de ~] zelfstandig naamwoord
      • iedereen moet de wet kennen1

Verwante woorden van "wet":


Verwante definities voor "wet":

  1. regel van de overheid waar iedereen zich aan moet houden1
    • iedereen moet de wet kennen1

Verwante synoniemen voor weten