Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. zegel:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor zegelen in het Nederlands

zegelen vorm van zegel:

zegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de zegel
    de stempel; de zegel; inktstempel
    • stempel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • zegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • inktstempel [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. de zegel
    de zegel; de plakzegel
    • zegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • plakzegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de zegel
    de zegel; de spaarzegel
    • zegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • spaarzegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "zegel":

  • zegelen, zegels, zegeltje, zegeltjes