Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor zeven in het Nederlands

zeven:

zeven werkwoord (zeef, zeeft, zeefde, zeefden, gezeefd)

  1. zeven
    zeven; filteren; doorzijgen; filtreren; ziften
    • zeven werkwoord (zeef, zeeft, zeefde, zeefden, gezeefd)
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
    • doorzijgen werkwoord
    • filtreren werkwoord (filtreer, filtreert, filtreerde, filtreerden, gefiltreerd)
    • ziften werkwoord (zift, ziftte, ziftten, gezift)

Conjugations for zeven:

o.t.t.
  1. zeef
  2. zeeft
  3. zeeft
  4. zeven
  5. zeven
  6. zeven
o.v.t.
  1. zeefde
  2. zeefde
  3. zeefde
  4. zeefden
  5. zeefden
  6. zeefden
v.t.t.
  1. heb gezeefd
  2. hebt gezeefd
  3. heeft gezeefd
  4. hebben gezeefd
  5. hebben gezeefd
  6. hebben gezeefd
v.v.t.
  1. had gezeefd
  2. had gezeefd
  3. had gezeefd
  4. hadden gezeefd
  5. hadden gezeefd
  6. hadden gezeefd
o.t.t.t.
  1. zal zeven
  2. zult zeven
  3. zal zeven
  4. zullen zeven
  5. zullen zeven
  6. zullen zeven
o.v.t.t.
  1. zou zeven
  2. zou zeven
  3. zou zeven
  4. zouden zeven
  5. zouden zeven
  6. zouden zeven
diversen
  1. zeef!
  2. zeeft!
  3. gezeefd
  4. zevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zeven

  1. zeven

zeven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zeven
    de zeven; de theezeefjes
    • zeven [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • theezeefjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

zeven [de ~] zelfstandig naamwoord (zeef, zeeft, zeefde, zeefden, gezeefd)

  1. de zeven
    – het door een zeef laten lopen 1
    zeven
    – het door een zeef laten lopen 1
    • zeven [de ~] zelfstandig naamwoord (zeef, zeeft, zeefde, zeefden, gezeefd)
      • je moet het sap eerst zeven, dan zijn de klontjes eruit1

Conjugations for zeven:

o.t.t.
  1. zeef
  2. zeeft
  3. zeeft
  4. zeven
  5. zeven
  6. zeven
o.v.t.
  1. zeefde
  2. zeefde
  3. zeefde
  4. zeefden
  5. zeefden
  6. zeefden
v.t.t.
  1. heb gezeefd
  2. hebt gezeefd
  3. heeft gezeefd
  4. hebben gezeefd
  5. hebben gezeefd
  6. hebben gezeefd
v.v.t.
  1. had gezeefd
  2. had gezeefd
  3. had gezeefd
  4. hadden gezeefd
  5. hadden gezeefd
  6. hadden gezeefd
o.t.t.t.
  1. zal zeven
  2. zult zeven
  3. zal zeven
  4. zullen zeven
  5. zullen zeven
  6. zullen zeven
o.v.t.t.
  1. zou zeven
  2. zou zeven
  3. zou zeven
  4. zouden zeven
  5. zouden zeven
  6. zouden zeven
diversen
  1. zeef!
  2. zeeft!
  3. gezeefd
  4. zevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "zeven":

  • zevens, zeventje, zeventjes, zeef

Verwante definities voor "zeven":

  1. het door een zeef laten lopen1
    • je moet het sap eerst zeven, dan zijn de klontjes eruit1

zeef:

zeef [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de zeef
    de zeef; klens; de vergiet; de zever
    • zeef [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klens [znw.] zelfstandig naamwoord
    • vergiet [de ~] zelfstandig naamwoord
    • zever [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de zeef
    – halve bol met fijne gaatjes 1
    de zeef
    – halve bol met fijne gaatjes 1
    • zeef [de ~] zelfstandig naamwoord
      • we doen de appelmoes door de zeef1

Verwante woorden van "zeef":


Verwante definities voor "zeef":

  1. halve bol met fijne gaatjes1
    • we doen de appelmoes door de zeef1

Verwante synoniemen voor zeven