Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. zweer:
  2. zweren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor zweer in het Nederlands

zweer:

zweer [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de zweer
    de zweer; etterende wond
  2. de zweer
    – etterende ontsteking 1
    de zweer
    – etterende ontsteking 1
    • zweer [de ~] zelfstandig naamwoord
      • hij heeft een zweer op zijn hand1

Verwante woorden van "zweer":

  • zweren, zweers, zweertje, zweertjes

Verwante definities voor "zweer":

  1. etterende ontsteking1
    • hij heeft een zweer op zijn hand1

zweer vorm van zweren:

zweren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de zweren
    de zweren
    • zweren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

zweren werkwoord (zweer, zweert, zwoor, zworen, gezworen)

  1. zweren
    zweren; een eed doen
    • zweren werkwoord (zweer, zweert, zwoor, zworen, gezworen)
    • een eed doen werkwoord (doe een eed, doet een eed, deed een eed, deden een eed, een eed gedaan)
  2. zweren
    zweren; een eed afleggen
    • zweren werkwoord (zweer, zweert, zwoor, zworen, gezworen)
    • een eed afleggen werkwoord (leg een eed af, legt een eed af, legde een eed af, legden een eed af, een eed afgelegd)

Conjugations for zweren:

o.t.t.
  1. zweer
  2. zweert
  3. zweert
  4. zweren
  5. zweren
  6. zweren
o.v.t.
  1. zwoor
  2. zwoor
  3. zwoor
  4. zworen
  5. zworen
  6. zworen
v.t.t.
  1. heb gezworen
  2. hebt gezworen
  3. heeft gezworen
  4. hebben gezworen
  5. hebben gezworen
  6. hebben gezworen
v.v.t.
  1. had gezworen
  2. had gezworen
  3. had gezworen
  4. hadden gezworen
  5. hadden gezworen
  6. hadden gezworen
o.t.t.t.
  1. zal zweren
  2. zult zweren
  3. zal zweren
  4. zullen zweren
  5. zullen zweren
  6. zullen zweren
o.v.t.t.
  1. zou zweren
  2. zou zweren
  3. zou zweren
  4. zouden zweren
  5. zouden zweren
  6. zouden zweren
diversen
  1. zweer!
  2. zweert!
  3. gezworen
  4. zwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "zweren":