Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. accent:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor accent in het Nederlands

accent:

accent [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het accent
    de nadruk; het accent; de hoofdtoon; de klemtoon
    • nadruk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • accent [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoofdtoon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • klemtoon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. het accent
    het accent; het dialect; het taaltje; de tongval
    • accent [het ~] zelfstandig naamwoord
    • dialect [het ~] zelfstandig naamwoord
    • taaltje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tongval [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. het accent
    – manier waarop je de woorden uitspreekt 1
    het accent
    – manier waarop je de woorden uitspreekt 1
    • accent [het ~] zelfstandig naamwoord
      • hij spreekt Nederlands met een Engels accent1
  4. het accent
    – zwaardere toon waarmee je een lettergreep uitspreekt 1
    de nadruk; het accent; de klemtoon
    – zwaardere toon waarmee je een lettergreep uitspreekt 1
    • nadruk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • bij het woord 'tafel' ligt de nadruk op de eerste lettergreep1
    • accent [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het accent in 'aanraden' ligt op de eerste lettergreep1
    • klemtoon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • bij 'café' ligt de klemtoon op de tweede lettergreep1

Verwante woorden van "accent":


Alternatieve synoniemen voor "accent":


Verwante definities voor "accent":

  1. manier waarop je de woorden uitspreekt1
    • hij spreekt Nederlands met een Engels accent1
  2. zwaardere toon waarmee je een lettergreep uitspreekt1
    • het accent in 'aanraden' ligt op de eerste lettergreep1

Verwante synoniemen voor accent