Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor altijd in het Nederlands

altijd:

altijd bijwoord

  1. altijd
    altijd; continu; immer; steeds; voortdurend; onophoudelijk; permanent; doorlopend; constant
  2. altijd
    altijd; voor altijd; immer; altoos; eeuwig; voor het leven; voor immer
  3. altijd
    altijd; steevast
  4. altijd
    – de hele tijd 1
    steeds; altijd; voortdurend; continu; aldoor
    – de hele tijd 1
    • steeds bijwoord
      • ik moet steeds aan hem denken1
    • altijd bijwoord
      • Jan moppert altijd1
    • voortdurend bijvoeglijk naamwoord
      • we hebben hem voortdurend gewaarschuwd1
    • continu bijvoeglijk naamwoord
      • ze werken hier niet alleen overdag, maar continu1
    • aldoor bijwoord
      • jullie zitten aldoor maar te gapen1
  5. altijd
    – in elk geval 1
    altijd
    – in elk geval 1
    • altijd bijwoord
      • als het regent kan ik altijd nog gaan lezen1
  6. altijd
    – elke keer weer 1
    altijd; telkens
    – elke keer weer 1
    • altijd bijwoord
      • Tina komt altijd op zondag1
    • telkens bijwoord
      • telkens als ik haar zie, moet ik aan school denken1

Alternatieve synoniemen voor "altijd":


Antoniemen van "altijd":


Verwante definities voor "altijd":

  1. de hele tijd1
    • Jan moppert altijd1
  2. in elk geval1
    • als het regent kan ik altijd nog gaan lezen1
  3. elke keer weer1
    • Tina komt altijd op zondag1

Verwante synoniemen voor altijd