Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor bot in het Nederlands

bot:

bot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bot
    de bot
    • bot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

bot bijvoeglijk naamwoord

  1. bot
    bot; kortaf; zonder omhaal
  2. bot
    bot; onscherp
    • bot bijvoeglijk naamwoord
    • onscherp bijvoeglijk naamwoord
  3. bot
    onbehouwen; lomp; onbeschaafd; onopgevoed; bot
  4. bot
    – niet goed geslepen 1
    bot
    – niet goed geslepen 1
    • bot bijvoeglijk naamwoord
      • dit mes is bot, ik kan er niet mee snijden1
  5. bot
    – onvriendelijk en kortaf 1
    bot
    – onvriendelijk en kortaf 1
    • bot bijvoeglijk naamwoord
      • ze gaf een bot antwoord1

bot [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bot
    – deel van het geraamte van mens of dier 1
    het been; het bot
    – deel van het geraamte van mens of dier 1
    • been [het ~] zelfstandig naamwoord
      • er zit nog een beentje in het vlees1
    • bot [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het bot in de arm is gebroken1

bot

  1. bot
    bot; de robot
    • bot
    • robot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "bot":


Alternatieve synoniemen voor "bot":


Antoniemen van "bot":


Verwante definities voor "bot":

  1. deel van het geraamte van mens of dier1
    • het bot in de arm is gebroken1
  2. niet goed geslepen1
    • dit mes is bot, ik kan er niet mee snijden1
  3. onvriendelijk en kortaf1
    • ze gaf een bot antwoord1

botten:

botten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de botten
    het skelet; de botten; het gebeente
    • skelet [het ~] zelfstandig naamwoord
    • botten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • gebeente [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "botten":


Verwante synoniemen voor bot