Nederlandse synoniemen van enkel, ander woord voor enkel

Overzicht

Nederlands Synoniemen: Meer gegevens...

enkel:
- alleen maar; enkel; slechts; uitsluitend; alleen; exclusief; enig; enkelvoudig; maar; paar
- enkel; voetgewricht

Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor enkel in het Nederlands

enkel
alleen maar; enkel; slechts
- alleen maar bijvoeglijk naamwoord
- enkel bijvoeglijk naamwoord
- slechts bijwoord
enkel
enkel
- enkel bijvoeglijk naamwoord
enkel
uitsluitend; alleen; exclusief; enkel; enig
- uitsluitend bijvoeglijk naamwoord
- alleen bijvoeglijk naamwoord
- exclusief bijvoeglijk naamwoord
- enkel bijvoeglijk naamwoord
- enig bijvoeglijk naamwoord
enkel
enkelvoudig; enkel
- enkelvoudig bijvoeglijk naamwoord
- enkel bijvoeglijk naamwoord
enkel

– niet meer dan dat ¹
de maar; enkel; slechts
– niet meer dan dat ¹
- maar [de ~] zelfstandig naamwoord
  - hij heeft maar twee kinderen¹
- enkel bijvoeglijk naamwoord
  - we hadden daar enkel regen¹
- slechts bijwoord
  - hij heeft slechts twee paar sokken¹
enkel

– klein aantal ¹
paar; enkel
– klein aantal ¹
- paar bijvoeglijk naamwoord
  - we gaan een paar dagen op reis¹
- enkel bijvoeglijk naamwoord
  - we hebben enkele kinderen ondervraagd¹

de enkel
de enkel; voetgewricht
- enkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- voetgewricht [znw.] zelfstandig naamwoord
de enkel

– gewricht tussen been en voet ¹
de enkel
– gewricht tussen been en voet ¹
- enkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - hij heeft zijn enkel verstuikt bij het hardlopen¹
de enkel

– één stuks, niet samengesteld ¹
de enkel
– één stuks, niet samengesteld ¹
- enkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  - wil je een enkele of een dubbele boterham?¹

gewricht tussen been en voet¹
- hij heeft zijn enkel verstuikt bij het hardlopen¹
één stuks, niet samengesteld¹
- wil je een enkele of een dubbele boterham?¹
niet meer dan dat¹
- we hadden daar enkel regen¹
klein aantal¹
- we hebben enkele kinderen ondervraagd¹