Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor gehakt in het Nederlands

gehakt:

gehakt bijvoeglijk naamwoord

  1. gehakt
    gehakt
    • gehakt bijvoeglijk naamwoord

gehakt [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het gehakt
    gehakt vlees; het gehakt
  2. het gehakt
    – fijngemalen vlees 1
    het gehakt
    – fijngemalen vlees 1
    • gehakt [het ~] zelfstandig naamwoord
      • elke woensdag aten we gehakt1

Verwante definities voor "gehakt":

  1. fijngemalen vlees1
    • elke woensdag aten we gehakt1

gehakt vorm van hakken:

hakken werkwoord (hak, hakt, hakte, hakten, gehakt)

  1. hakken
    hakken; in stukken hakken
    • hakken werkwoord (hak, hakt, hakte, hakten, gehakt)
    • in stukken hakken werkwoord (hak in stukken, hakt in stukken, hakte in stukken, hakten in stukken, in stukken gehakt)
  2. hakken
    fijnhakken; hakken; kleinhakken
    • fijnhakken werkwoord
    • hakken werkwoord (hak, hakt, hakte, hakten, gehakt)
    • kleinhakken werkwoord (hak klein, hakt klein, hakte klein, hakten klein, klein gehakt)
  3. hakken
    kappen; hakken; bomen kappen; vellen; omhakken; houwen
    • kappen werkwoord (kap, kapt, kapte, kapten, gekapt)
    • hakken werkwoord (hak, hakt, hakte, hakten, gehakt)
    • bomen kappen werkwoord
    • vellen werkwoord (vel, velt, velde, velden, geveld)
    • omhakken werkwoord (hak om, hakt om, hakte om, hakten om, omgehakt)
    • houwen werkwoord (houw, houwt, houwde, houwden, gehouwd)

Conjugations for hakken:

o.t.t.
  1. hak
  2. hakt
  3. hakt
  4. hakken
  5. hakken
  6. hakken
o.v.t.
  1. hakte
  2. hakte
  3. hakte
  4. hakten
  5. hakten
  6. hakten
v.t.t.
  1. heb gehakt
  2. hebt gehakt
  3. heeft gehakt
  4. hebben gehakt
  5. hebben gehakt
  6. hebben gehakt
v.v.t.
  1. had gehakt
  2. had gehakt
  3. had gehakt
  4. hadden gehakt
  5. hadden gehakt
  6. hadden gehakt
o.t.t.t.
  1. zal hakken
  2. zult hakken
  3. zal hakken
  4. zullen hakken
  5. zullen hakken
  6. zullen hakken
o.v.t.t.
  1. zou hakken
  2. zou hakken
  3. zou hakken
  4. zouden hakken
  5. zouden hakken
  6. zouden hakken
en verder
  1. is gehakt
  2. zijn gehakt
diversen
  1. hak!
  2. hakt!
  3. gehakt
  4. hakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de hakken
    de hakken
    • hakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Verwante woorden van "hakken":


Verwante synoniemen voor gehakt