Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. hoereren:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor hoereren in het Nederlands

hoereren:

hoereren werkwoord (hoereer, hoereert, hoereerde, hoereerden, gehoereerd)

  1. hoereren
    hoereren; tippelen
    • hoereren werkwoord (hoereer, hoereert, hoereerde, hoereerden, gehoereerd)
    • tippelen werkwoord (tippel, tippelt, tippelde, tippelden, getippeld)
  2. hoereren
    zich prostitueren; hoereren
  3. hoereren
    hoeren; hoereren
    • hoeren werkwoord
    • hoereren werkwoord (hoereer, hoereert, hoereerde, hoereerden, gehoereerd)

Conjugations for hoereren:

o.t.t.
  1. hoereer
  2. hoereert
  3. hoereert
  4. hoereren
  5. hoereren
  6. hoereren
o.v.t.
  1. hoereerde
  2. hoereerde
  3. hoereerde
  4. hoereerden
  5. hoereerden
  6. hoereerden
v.t.t.
  1. heb gehoereerd
  2. hebt gehoereerd
  3. heeft gehoereerd
  4. hebben gehoereerd
  5. hebben gehoereerd
  6. hebben gehoereerd
v.v.t.
  1. had gehoereerd
  2. had gehoereerd
  3. had gehoereerd
  4. hadden gehoereerd
  5. hadden gehoereerd
  6. hadden gehoereerd
o.t.t.t.
  1. zal hoereren
  2. zult hoereren
  3. zal hoereren
  4. zullen hoereren
  5. zullen hoereren
  6. zullen hoereren
o.v.t.t.
  1. zou hoereren
  2. zou hoereren
  3. zou hoereren
  4. zouden hoereren
  5. zouden hoereren
  6. zouden hoereren
diversen
  1. hoereer!
  2. hoereert!
  3. gehoereerd
  4. hoererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze