Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor kenmerk in het Nederlands

kenmerk:

kenmerk [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het kenmerk
    het kenmerk; de eigenschap; de karakterisering; de karakteristiek; de typering
  2. het kenmerk
    de karakteristiek; de eigenschap; het kenmerk; het stigma; de karaktertrek
  3. het kenmerk
    de karakteristiek; de eigenschap; het kenmerk
  4. het kenmerk
    het kenmerk; het kenteken; het etiket; iemand kenmerken
  5. het kenmerk
    de karaktereigenschap; het kenmerk; de karaktertrek; kwalititeit
  6. het kenmerk
    de eigenschap; het kenmerk; het merkteken; het merk
    • eigenschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kenmerk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • merkteken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • merk [het ~] zelfstandig naamwoord
  7. het kenmerk
    het kenmerk
    • kenmerk [het ~] zelfstandig naamwoord
  8. het kenmerk
    – wat typisch is voor iets of iemand 1
    de eigenschap; het kenmerk; het kenteken
    – wat typisch is voor iets of iemand 1
    • eigenschap [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • een eigenschap van hout is dat het blijft drijven1
    • kenmerk [het ~] zelfstandig naamwoord
      • het kenmerk van lepelaars is hun brede platte snavel1
    • kenteken [het ~] zelfstandig naamwoord
      • dat plaatje is het kenteken dat je lid bent1

Verwante woorden van "kenmerk":


Alternatieve synoniemen voor "kenmerk":


Verwante definities voor "kenmerk":

  1. wat typisch is voor iets of iemand1
    • het kenmerk van lepelaars is hun brede platte snavel1

kenmerk vorm van kenmerken:

kenmerken werkwoord (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)

  1. kenmerken
    karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren
    • karakteriseren werkwoord (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken werkwoord (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • kenschetsen werkwoord (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)
    • typeren werkwoord (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)
  2. kenmerken
    karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren; kenschetsen
    • karakteriseren werkwoord (karakteriseer, karakteriseert, karakteriseerde, karakteriseerden, gekarakteriseerd)
    • kenmerken werkwoord (kenmerk, kenmerkt, kenmerkte, kenmerkten, gekenmerkt)
    • tekenen werkwoord (teken, tekent, tekende, tekenden, getekend)
    • typeren werkwoord (typeer, typeert, typeerde, typeerden, getypeerd)
    • kenschetsen werkwoord (kenschets, kenschetst, kenschetste, kenschetsten, gekenschetst)

Conjugations for kenmerken:

o.t.t.
  1. kenmerk
  2. kenmerkt
  3. kenmerkt
  4. kenmerken
  5. kenmerken
  6. kenmerken
o.v.t.
  1. kenmerkte
  2. kenmerkte
  3. kenmerkte
  4. kenmerkten
  5. kenmerkten
  6. kenmerkten
v.t.t.
  1. heb gekenmerkt
  2. hebt gekenmerkt
  3. heeft gekenmerkt
  4. hebben gekenmerkt
  5. hebben gekenmerkt
  6. hebben gekenmerkt
v.v.t.
  1. had gekenmerkt
  2. had gekenmerkt
  3. had gekenmerkt
  4. hadden gekenmerkt
  5. hadden gekenmerkt
  6. hadden gekenmerkt
o.t.t.t.
  1. zal kenmerken
  2. zult kenmerken
  3. zal kenmerken
  4. zullen kenmerken
  5. zullen kenmerken
  6. zullen kenmerken
o.v.t.t.
  1. zou kenmerken
  2. zou kenmerken
  3. zou kenmerken
  4. zouden kenmerken
  5. zouden kenmerken
  6. zouden kenmerken
en verder
  1. ben gekenmerkt
  2. bent gekenmerkt
  3. is gekenmerkt
  4. zijn gekenmerkt
  5. zijn gekenmerkt
  6. zijn gekenmerkt
diversen
  1. kenmerk!
  2. kenmerkt!
  3. gekenmerkt
  4. kenmerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "kenmerken":