Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. ladderen:
  2. ladder:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor ladderen in het Nederlands

ladderen:

ladderen werkwoord (ladder, laddert, ladderde, ladderden, geladderd)

  1. ladderen
    ladderen
    • ladderen werkwoord (ladder, laddert, ladderde, ladderden, geladderd)

Conjugations for ladderen:

o.t.t.
  1. ladder
  2. laddert
  3. laddert
  4. ladderen
  5. ladderen
  6. ladderen
o.v.t.
  1. ladderde
  2. ladderde
  3. ladderde
  4. ladderden
  5. ladderden
  6. ladderden
v.t.t.
  1. ben geladderd
  2. bent geladderd
  3. is geladderd
  4. zijn geladderd
  5. zijn geladderd
  6. zijn geladderd
v.v.t.
  1. was geladderd
  2. was geladderd
  3. was geladderd
  4. waren geladderd
  5. waren geladderd
  6. waren geladderd
o.t.t.t.
  1. zal ladderen
  2. zult ladderen
  3. zal ladderen
  4. zullen ladderen
  5. zullen ladderen
  6. zullen ladderen
o.v.t.t.
  1. zou ladderen
  2. zou ladderen
  3. zou ladderen
  4. zouden ladderen
  5. zouden ladderen
  6. zouden ladderen
diversen
  1. ladder!
  2. laddert!
  3. geladderd
  4. ladderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "ladderen":


ladderen vorm van ladder:

ladder [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de ladder
    de ladder; ladder in kous
  2. de ladder
    de ladder; de leer; klimladder
    • ladder [de ~] zelfstandig naamwoord
    • leer [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klimladder [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. de ladder
    de toonschaal; de ladder; de toonladder
  4. de ladder
    de toonschaal; de toonladder; de ladder; de gamma; de octaaf
    • toonschaal [de ~] zelfstandig naamwoord
    • toonladder [de ~] zelfstandig naamwoord
    • ladder [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gamma [de ~] zelfstandig naamwoord
    • octaaf [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "ladder":

  • ladderen, ladders, laddertje, laddertjes