Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor lappen in het Nederlands

lappen:

lappen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de lappen
    de doeken; de lappen
    • doeken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • lappen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de lappen
    de lappen
    • lappen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

lappen werkwoord (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)

  1. lappen
    voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen
    • bewerkstelligen werkwoord (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
    • klaarspelen werkwoord (speel klaar, speelt klaar, speelde klaar, speelden klaar, klaargespeeld)
    • bedingen werkwoord (beding, bedingt, bedong, bedongen, bedongen)
    • fixen werkwoord
    • lappen werkwoord (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)
  2. lappen
    leveren; lappen; flikken; iemand iets flikken
    • leveren werkwoord (lever, levert, leverde, leverden, geleverd)
    • lappen werkwoord (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)
    • flikken werkwoord (flik, flikt, flikte, flikten, geflikt)
  3. lappen
    – geld geven 1
    lappen
    – geld geven 1
    • lappen werkwoord (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)
      • wil jij ook even lappen voor het cadeau?1
  4. lappen
    – schoonmaken van ramen 1
    lappen
    – schoonmaken van ramen 1
    • lappen werkwoord (lap, lapt, lapte, lapten, gelapt)
      • ik moet de ramen nog lappen1

Conjugations for lappen:

o.t.t.
  1. lap
  2. lapt
  3. lapt
  4. lappen
  5. lappen
  6. lappen
o.v.t.
  1. lapte
  2. lapte
  3. lapte
  4. lapten
  5. lapten
  6. lapten
v.t.t.
  1. heb gelapt
  2. hebt gelapt
  3. heeft gelapt
  4. hebben gelapt
  5. hebben gelapt
  6. hebben gelapt
v.v.t.
  1. had gelapt
  2. had gelapt
  3. had gelapt
  4. hadden gelapt
  5. hadden gelapt
  6. hadden gelapt
o.t.t.t.
  1. zal lappen
  2. zult lappen
  3. zal lappen
  4. zullen lappen
  5. zullen lappen
  6. zullen lappen
o.v.t.t.
  1. zou lappen
  2. zou lappen
  3. zou lappen
  4. zouden lappen
  5. zouden lappen
  6. zouden lappen
en verder
  1. ben gelapt
  2. bent gelapt
  3. is gelapt
  4. zijn gelapt
  5. zijn gelapt
  6. zijn gelapt
diversen
  1. lap!
  2. lapt!
  3. gelapt
  4. lappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "lappen":


Verwante definities voor "lappen":

  1. geld geven1
    • wil jij ook even lappen voor het cadeau?1
  2. schoonmaken van ramen1
    • ik moet de ramen nog lappen1

lappen vorm van lap:

lap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de lap
    het prul; de homp; de flard; het vodje; de lap; de lor; de vod
    • prul [het ~] zelfstandig naamwoord
    • homp [de ~] zelfstandig naamwoord
    • flard [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vodje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lor [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vod [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de lap
    de doek
    – lap stof 1
    • doek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • met een doek maak ik de tafel schoon1
    de lap
    • lap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de lap
    de poetslap; de lap
    • poetslap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. de lap
    stuk stof; de lap
    • stuk stof [znw.] zelfstandig naamwoord
    • lap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "lap":


Verwante synoniemen voor lappen