Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor liefste in het Nederlands

liefste:

liefste [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. liefste
    het schatje; het poepje; liefste; het liefje; de schat; lieve; de schattebout; het scheetje; het duifje; de beminde; de snoes
    • schatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • poepje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • liefste [znw.] zelfstandig naamwoord
    • liefje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lieve [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schattebout [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • scheetje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • duifje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • beminde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • snoes [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. liefste
    het liefje; liefste; de schat; de vriendin; de snoes; de geliefde; de beminde
    • liefje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • liefste [znw.] zelfstandig naamwoord
    • schat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • vriendin [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • snoes [de ~] zelfstandig naamwoord
    • geliefde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • beminde [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "liefste":


lief:

lief bijvoeglijk naamwoord

  1. lief
    lief; dierbaar; toegenegen; geliefd; bemind
  2. lief
    lief; bevallig
  3. lief
    lief; beminnelijk
  4. lief
    lief; schattig; snoezig; dottig; enig; vertederend; allerliefst
  5. lief
    zoet; lief; braaf; voorbeeldig; deugdzaam
  6. lief
    sympathiek; aardig; leuk; lief
  7. lief
    engelachtig; lief
  8. lief
    – plezierig om te zien 1
    lief; aardig
    – plezierig om te zien 1
    • lief bijvoeglijk naamwoord
      • wat een lief huisje!1
    • aardig bijvoeglijk naamwoord
      • wat een aardig huis is dat1
  9. lief
    – wie zich goed gedraagt, wie doet wat ik zeg 1
    lief; zoet; braaf; gehoorzaam
    – wie zich goed gedraagt, wie doet wat ik zeg 1
    • lief bijvoeglijk naamwoord
      • de kinderen waren erg lief vandaag1
    • zoet bijvoeglijk naamwoord
      • Ilse is een zoet kind1
    • braaf bijvoeglijk naamwoord
      • onze hond is altijd braaf1
    • gehoorzaam bijvoeglijk naamwoord
      • deze leerlingen zijn erg gehoorzaam1
  10. lief
    – aardig en vriendelijk voor anderen 1
    lief
    – aardig en vriendelijk voor anderen 1
    • lief bijvoeglijk naamwoord
      • we hebben een lief dochtertje1

lief [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het lief
    – waar je op gesteld bent 1
    het lief
    – waar je op gesteld bent 1
    • lief [het ~] zelfstandig naamwoord
      • lieve moeder1
  2. het lief
    – persoon van wie je houdt 1
    het lief
    – persoon van wie je houdt 1
    • lief [het ~] zelfstandig naamwoord
      • mijn lief heeft mij verlaten1

Verwante woorden van "lief":


Alternatieve synoniemen voor "lief":


Antoniemen van "lief":


Verwante definities voor "lief":

  1. plezierig om te zien1
    • wat een lief huisje!1
  2. wie zich goed gedraagt, wie doet wat ik zeg1
    • de kinderen waren erg lief vandaag1
  3. waar je op gesteld bent1
    • lieve moeder1
  4. aardig en vriendelijk voor anderen1
    • we hebben een lief dochtertje1
  5. persoon van wie je houdt1
    • mijn lief heeft mij verlaten1