Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor munt in het Nederlands

munt:

munt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de munt
    de munt; plaatje als herkenningsteken; de penning
  2. de munt
    de munt; de muntstuk; de penning; de geldstuk
    • munt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muntstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • penning [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • geldstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de munt
    de munt; de muntstuk
    • munt [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • muntstuk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

munt [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de munt
    – betaalmiddel van metaal 1
    de munt
    – betaalmiddel van metaal 1
    • munt [de ~] zelfstandig naamwoord
      • ik had drie munten in mijn portemonnee1
  2. de munt
    – plant met pepermuntsmaak 1
    de munt
    – plant met pepermuntsmaak 1
    • munt [de ~] zelfstandig naamwoord
      • een beetje munt in de thee is erg lekker1

Verwante woorden van "munt":


Alternatieve synoniemen voor "munt":


Verwante definities voor "munt":

  1. betaalmiddel van metaal1
    • ik had drie munten in mijn portemonnee1
  2. plant met pepermuntsmaak1
    • een beetje munt in de thee is erg lekker1

munten:

munten werkwoord (munt, muntte, muntten, gemunt)

  1. munten
    munten
    • munten werkwoord (munt, muntte, muntten, gemunt)

Conjugations for munten:

o.t.t.
  1. munt
  2. munt
  3. munt
  4. munten
  5. munten
  6. munten
o.v.t.
  1. muntte
  2. muntte
  3. muntte
  4. muntten
  5. muntten
  6. muntten
v.t.t.
  1. heb gemunt
  2. hebt gemunt
  3. heeft gemunt
  4. hebben gemunt
  5. hebben gemunt
  6. hebben gemunt
v.v.t.
  1. had gemunt
  2. had gemunt
  3. had gemunt
  4. hadden gemunt
  5. hadden gemunt
  6. hadden gemunt
o.t.t.t.
  1. zal munten
  2. zult munten
  3. zal munten
  4. zullen munten
  5. zullen munten
  6. zullen munten
o.v.t.t.
  1. zou munten
  2. zou munten
  3. zou munten
  4. zouden munten
  5. zouden munten
  6. zouden munten
en verder
  1. is gemunt
  2. zijn gemunt
diversen
  1. munt!
  2. munt!
  3. gemunt
  4. muntend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "munten":


Verwante synoniemen voor munt