Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. muts:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor muts in het Nederlands

muts:

muts [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de muts
    het hoofddeksel; de muts
    • hoofddeksel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • muts [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. de muts
    de muts; de baret
    • muts [de ~] zelfstandig naamwoord
    • baret [de ~] zelfstandig naamwoord

muts [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de muts
    – hoofddeksel van soepel materiaal 1
    de muts
    – hoofddeksel van soepel materiaal 1
    • muts [de ~] zelfstandig naamwoord
      • hij heeft een wollen muts op tegen de kou1

Verwante woorden van "muts":

  • mutsen

Verwante definities voor "muts":

  1. hoofddeksel van soepel materiaal1
    • hij heeft een wollen muts op tegen de kou1

Verwante synoniemen voor muts