Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor onenigheid in het Nederlands

onenigheid:

onenigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de onenigheid
    de onenigheid; het geschil; de twist
    • onenigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • geschil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • twist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. de onenigheid
    het conflict; de onenigheid; de ruzie; de botsing; de twist
    • conflict [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onenigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ruzie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • botsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • twist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. de onenigheid
    het meningsverschil; het dispuut; de onenigheid; de woordenwisseling
  4. de onenigheid
    de onenigheid; de onmin; de onvrede
    • onenigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • onmin [de ~] zelfstandig naamwoord
    • onvrede [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. de onenigheid
    de verdeeldheid; de disharmonie; de scheuring; de vete; het schisma; het conflict; de onenigheid; de tweespalt; de twist; de tweestrijd; de tweedracht

Verwante woorden van "onenigheid":


onenigheid vorm van onenig:

onenig bijvoeglijk naamwoord

  1. onenig
    onenig; niet eensgezind

Verwante woorden van "onenig":


Verwante synoniemen voor onenigheid