Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. oprijzen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor oprijzen in het Nederlands

oprijzen:

oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)

  1. oprijzen
    oprijzen; rijzen
    • oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
    • rijzen werkwoord (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
  2. oprijzen
    oprijzen; rijzen; omhoogrijzen
    • oprijzen werkwoord (rijs op, rijst op, rees op, rezen op, opgerezen)
    • rijzen werkwoord (rijs, rijst, rees, rezen, gerezen)
    • omhoogrijzen werkwoord (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhooggerezen)

Conjugations for oprijzen:

o.t.t.
  1. rijs op
  2. rijst op
  3. rijst op
  4. rijzen op
  5. rijzen op
  6. rijzen op
o.v.t.
  1. rees op
  2. rees op
  3. rees op
  4. rezen op
  5. rezen op
  6. rezen op
v.t.t.
  1. ben opgerezen
  2. bent opgerezen
  3. is opgerezen
  4. zijn opgerezen
  5. zijn opgerezen
  6. zijn opgerezen
v.v.t.
  1. was opgerezen
  2. was opgerezen
  3. was opgerezen
  4. waren opgerezen
  5. waren opgerezen
  6. waren opgerezen
o.t.t.t.
  1. zal oprijzen
  2. zult oprijzen
  3. zal oprijzen
  4. zullen oprijzen
  5. zullen oprijzen
  6. zullen oprijzen
o.v.t.t.
  1. zou oprijzen
  2. zou oprijzen
  3. zou oprijzen
  4. zouden oprijzen
  5. zouden oprijzen
  6. zouden oprijzen
diversen
  1. rijs op!
  2. rijst op!
  3. opgerezen
  4. oprijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante synoniemen voor oprijzen