Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. rouw:
  2. rouwen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor rouw in het Nederlands

rouw:

rouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de rouw
    de droefenis; het ongeluk; de rouw; het leed; de smart; de pijn; het kruis; de kwel
    • droefenis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ongeluk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • smart [de ~] zelfstandig naamwoord
    • pijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kruis [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kwel [de ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "rouw":


rouwen:

rouwen werkwoord (rouw, rouwt, rouwde, rouwden, gerouwd)

  1. rouwen
    rouwen; in de rouw zijn; bewenen
    • rouwen werkwoord (rouw, rouwt, rouwde, rouwden, gerouwd)
    • in de rouw zijn werkwoord (ben in de rouw, bent in de rouw, is in de rouw, was in de rouw, waren in de rouw, in de rouw geweest)
    • bewenen werkwoord (beween, beweent, beweende, beweenden, beweend)

Conjugations for rouwen:

o.t.t.
  1. rouw
  2. rouwt
  3. rouwt
  4. rouwen
  5. rouwen
  6. rouwen
o.v.t.
  1. rouwde
  2. rouwde
  3. rouwde
  4. rouwden
  5. rouwden
  6. rouwden
v.t.t.
  1. heb gerouwd
  2. hebt gerouwd
  3. heeft gerouwd
  4. hebben gerouwd
  5. hebben gerouwd
  6. hebben gerouwd
v.v.t.
  1. had gerouwd
  2. had gerouwd
  3. had gerouwd
  4. hadden gerouwd
  5. hadden gerouwd
  6. hadden gerouwd
o.t.t.t.
  1. zal rouwen
  2. zult rouwen
  3. zal rouwen
  4. zullen rouwen
  5. zullen rouwen
  6. zullen rouwen
o.v.t.t.
  1. zou rouwen
  2. zou rouwen
  3. zou rouwen
  4. zouden rouwen
  5. zouden rouwen
  6. zouden rouwen
diversen
  1. rouw!
  2. rouwt!
  3. gerouwd
  4. rouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "rouwen":


Verwante synoniemen voor rouw