Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor snoodheid in het Nederlands

snoodheid:

snoodheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de snoodheid
    de doortraptheid; de sluwheid; de gewiekstheid; de gladheid; de listigheid; de snoodheid
  2. de snoodheid
    de gemeenheid; de slechtheid; laaghartigheid; de snoodheid

Verwante woorden van "snoodheid":


snood:

snood bijvoeglijk naamwoord

  1. snood
    snood; kwalijk
  2. snood
    gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig
  3. snood
    stiekem; in het geniep; snood; gluiperig; achterbaks; geniepig
  4. snood
    achterbaks; stiekem; doortrapt; listig; geniepig; snood; slinks; in het geniep; gluiperig

Verwante woorden van "snood":