Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor structuur in het Nederlands

structuur:

structuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de structuur
    de constructie; de samenstelling; de opbouw; de structuur; opbouwen; samengesteld geheel; de bouw
  2. de structuur
    de samenstelling; de opbouw; de structuur; de ordening; de organisatie; het systeem
  3. de structuur
    de structuur
  4. de structuur
    – manier waarop het is opgebouwd en het verband tussen de delen 1
    de structuur
    – manier waarop het is opgebouwd en het verband tussen de delen 1
    • structuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • hoe is de structuur van de bodem in dat gebied?1

Verwante woorden van "structuur":


Verwante definities voor "structuur":

  1. manier waarop het is opgebouwd en het verband tussen de delen1
    • hoe is de structuur van de bodem in dat gebied?1

Verwante synoniemen voor structuur