Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. tic:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor tic in het Nederlands

tic:

tic [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de tic
    de rarigheid; de tic; het aanwensel
    • rarigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tic [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aanwensel [het ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "tic":

  • tics, ticje