Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor verruilen in het Nederlands

verruilen:

verruilen werkwoord (verruil, verruilt, verruilde, verruilden, verruild)

  1. verruilen
    ruilen; omwisselen; wisselen; verwisselen; verruilen; inwisselen; omruilen
    • ruilen werkwoord (ruil, ruilt, ruilde, ruilden, geruild)
    • omwisselen werkwoord (wissel om, wisselt om, wisselde om, wisselden om, omgewisseld)
    • wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • verruilen werkwoord (verruil, verruilt, verruilde, verruilden, verruild)
    • inwisselen werkwoord (wissel in, wisselt in, wisselde in, wisselden in, ingewisseld)
    • omruilen werkwoord (ruil om, ruilt om, ruilde om, ruilden om, omgeruild)
  2. verruilen
    uitwisselen; ruilen; verruilen
    • uitwisselen werkwoord (wissel uit, wisselt uit, wisselde uit, wisselden uit, uitgewisseld)
    • ruilen werkwoord (ruil, ruilt, ruilde, ruilden, geruild)
    • verruilen werkwoord (verruil, verruilt, verruilde, verruilden, verruild)

Conjugations for verruilen:

o.t.t.
  1. verruil
  2. verruilt
  3. verruilt
  4. verruilen
  5. verruilen
  6. verruilen
o.v.t.
  1. verruilde
  2. verruilde
  3. verruilde
  4. verruilden
  5. verruilden
  6. verruilden
v.t.t.
  1. heb verruild
  2. hebt verruild
  3. heeft verruild
  4. hebben verruild
  5. hebben verruild
  6. hebben verruild
v.v.t.
  1. had verruild
  2. had verruild
  3. had verruild
  4. hadden verruild
  5. hadden verruild
  6. hadden verruild
o.t.t.t.
  1. zal verruilen
  2. zult verruilen
  3. zal verruilen
  4. zullen verruilen
  5. zullen verruilen
  6. zullen verruilen
o.v.t.t.
  1. zou verruilen
  2. zou verruilen
  3. zou verruilen
  4. zouden verruilen
  5. zouden verruilen
  6. zouden verruilen
diversen
  1. verruil!
  2. verruilt!
  3. verruild
  4. verruilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze