Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor verzieken in het Nederlands

verzieken:

verzieken werkwoord

  1. verzieken
    verpesten; bederven; verknoeien; stukmaken; verklungelen; verzieken; verbroddelen; verknallen
    • verpesten werkwoord (verpest, verpestte, verpestten, verpest)
    • bederven werkwoord (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • verknoeien werkwoord (verknoei, verknoeit, verknoeide, verknoeiden, verknoeid)
    • stukmaken werkwoord (maak stuk, maakt stuk, maakte stuk, maakten stuk, stukgemaakt)
    • verklungelen werkwoord (verklungel, verklungelt, verklungelde, verklungelden, verklungeld)
    • verzieken werkwoord
    • verbroddelen werkwoord (verbroddel, verbroddelt, verbroddelde, verbroddelden, verbroddeld)
    • verknallen werkwoord (verknal, verknalt, verknalde, verknalden, verknald)
  2. verzieken
    ruïneren; in de war sturen; bederven; verzieken; nekken
    • ruïneren werkwoord (ruïneer, ruïneert, ruïneerde, ruïneerden, geruïneerd)
    • in de war sturen werkwoord
    • bederven werkwoord (bederf, bederft, bedierf, bedierven, bedorven)
    • verzieken werkwoord
    • nekken werkwoord (nek, nekt, nekte, nekten, genekt)