Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vinden in het Nederlands

vinden:

vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)

  1. vinden
    vinden; tegenkomen; aantreffen
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
    • tegenkomen werkwoord (kom tegen, komt tegen, kwam tegen, kwamen tegen, tegengekomen)
    • aantreffen werkwoord (tref aan, treft aan, trof aan, troffen aan, aangetroffen)
  2. vinden
    ontdekken; vinden
    • ontdekken werkwoord (ontdek, ontdekt, ontdekte, ontdekten, ontdekt)
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
  3. vinden
    lokaliseren; traceren; opsporen; vinden
    • lokaliseren werkwoord (lokaliseer, lokaliseert, lokaliseerde, lokaliseerden, gelokaliseerd)
    • traceren werkwoord (traceer, traceert, traceerde, traceerden, getraceerd)
    • opsporen werkwoord (spoor op, spoort op, spoorde op, spoorden op, opgespoord)
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
  4. vinden
    vinden
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
  5. vinden
    – een mening hebben 1
    vinden; denken
    – een mening hebben 1
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
      • ik vind dat een goed plan1
    • denken werkwoord (denk, denkt, dacht, dachten, gedacht)
      • ik denk dat je ontslag moet nemen1
  6. vinden
    – graag met iemand omgaan 1
    vinden
    – graag met iemand omgaan 1
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
      • ik kan het goed met haar vinden1
  7. vinden
    – hem of het weer ontdekken 1
    vinden
    – hem of het weer ontdekken 1
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
      • ik heb de verloren ring gevonden1
  8. vinden
    – het toevallig tegenkomen 1
    vinden
    – het toevallig tegenkomen 1
    • vinden werkwoord (vind, vindt, vond, vonden, gevonden)
      • ik vond een leuke jas in de uitverkoop1

Conjugations for vinden:

o.t.t.
  1. vind
  2. vindt
  3. vindt
  4. vinden
  5. vinden
  6. vinden
o.v.t.
  1. vond
  2. vond
  3. vond
  4. vonden
  5. vonden
  6. vonden
v.t.t.
  1. heb gevonden
  2. hebt gevonden
  3. heeft gevonden
  4. hebben gevonden
  5. hebben gevonden
  6. hebben gevonden
v.v.t.
  1. had gevonden
  2. had gevonden
  3. had gevonden
  4. hadden gevonden
  5. hadden gevonden
  6. hadden gevonden
o.t.t.t.
  1. zal vinden
  2. zult vinden
  3. zal vinden
  4. zullen vinden
  5. zullen vinden
  6. zullen vinden
o.v.t.t.
  1. zou vinden
  2. zou vinden
  3. zou vinden
  4. zouden vinden
  5. zouden vinden
  6. zouden vinden
diversen
  1. vind!
  2. vindt!
  3. gevonden
  4. vindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vinden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. vinden
    vinden; aantreffen

Alternatieve synoniemen voor "vinden":


Antoniemen van "vinden":


Verwante definities voor "vinden":

  1. een mening hebben1
    • ik vind dat een goed plan1
  2. graag met iemand omgaan1
    • ik kan het goed met haar vinden1
  3. hem of het weer ontdekken1
    • ik heb de verloren ring gevonden1
  4. het toevallig tegenkomen1
    • ik vond een leuke jas in de uitverkoop1

Verwante synoniemen voor vinden