Overzicht


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor voeden in het Nederlands

voeden:

voeden werkwoord (voed, voedt, voedde, voedden, gevoed)

  1. voeden
    voeden; voeren; voederen; spijzigen; te eten geven; eten geven
    • voeden werkwoord (voed, voedt, voedde, voedden, gevoed)
    • voeren werkwoord (voer, voert, voerde, voerden, gevoerd)
    • voederen werkwoord (voeder, voedert, voederde, voederden, gevoederd)
    • spijzigen werkwoord (spijzig, spijzigt, spijzigde, spijzigden, gespijzigd)
    • te eten geven werkwoord (geef te eten, geeft te eten, gaf te eten, gaven te eten, te eten gegeven)
    • eten geven werkwoord (geef eten, geeft eten, gaf eten, gaven eten, eten gegeven)
  2. voeden
    voeden; voedsel geven

Conjugations for voeden:

o.t.t.
  1. voed
  2. voedt
  3. voedt
  4. voeden
  5. voeden
  6. voeden
o.v.t.
  1. voedde
  2. voedde
  3. voedde
  4. voedden
  5. voedden
  6. voedden
v.t.t.
  1. heb gevoed
  2. hebt gevoed
  3. heeft gevoed
  4. hebben gevoed
  5. hebben gevoed
  6. hebben gevoed
v.v.t.
  1. had gevoed
  2. had gevoed
  3. had gevoed
  4. hadden gevoed
  5. hadden gevoed
  6. hadden gevoed
o.t.t.t.
  1. zal voeden
  2. zult voeden
  3. zal voeden
  4. zullen voeden
  5. zullen voeden
  6. zullen voeden
o.v.t.t.
  1. zou voeden
  2. zou voeden
  3. zou voeden
  4. zouden voeden
  5. zouden voeden
  6. zouden voeden
diversen
  1. voed!
  2. voedt!
  3. gevoed
  4. voedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze