Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. voorliegen:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor voorliegen in het Nederlands

voorliegen:

voorliegen werkwoord (lieg voor, liegt voor, loog voor, logen voor, voorgelogen)

  1. voorliegen
    voorliegen; voorjokken
    • voorliegen werkwoord (lieg voor, liegt voor, loog voor, logen voor, voorgelogen)
    • voorjokken werkwoord (jok voor, jokt voor, jokte voor, jokten voor, voorgejokt)

Conjugations for voorliegen:

o.t.t.
  1. lieg voor
  2. liegt voor
  3. liegt voor
  4. liegen voor
  5. liegen voor
  6. liegen voor
o.v.t.
  1. loog voor
  2. loog voor
  3. loog voor
  4. logen voor
  5. logen voor
  6. logen voor
v.t.t.
  1. heb voorgelogen
  2. hebt voorgelogen
  3. heeft voorgelogen
  4. hebben voorgelogen
  5. hebben voorgelogen
  6. hebben voorgelogen
v.v.t.
  1. had voorgelogen
  2. had voorgelogen
  3. had voorgelogen
  4. hadden voorgelogen
  5. hadden voorgelogen
  6. hadden voorgelogen
o.t.t.t.
  1. zal voorliegen
  2. zult voorliegen
  3. zal voorliegen
  4. zullen voorliegen
  5. zullen voorliegen
  6. zullen voorliegen
o.v.t.t.
  1. zou voorliegen
  2. zou voorliegen
  3. zou voorliegen
  4. zouden voorliegen
  5. zouden voorliegen
  6. zouden voorliegen
diversen
  1. lieg voor!
  2. liegt voor!
  3. voorgelogen
  4. voorliegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze