Overzicht
Nederlands Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. vrucht:


Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor vrucht in het Nederlands

vrucht:

vrucht [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de vrucht
    – voortbrengsel van boom, struik of plant 1
    de vrucht
    – voortbrengsel van boom, struik of plant 1
    • vrucht [de ~] zelfstandig naamwoord
      • peren, appels en noten zijn vruchten1
    het ooft
    • ooft [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. de vrucht
    – voortbrengsel van boom, struik of plant 1
    de vrucht
    – voortbrengsel van boom, struik of plant 1
    • vrucht [de ~] zelfstandig naamwoord
      • peren, appels en noten zijn vruchten1
  3. de vrucht
    – ongeboren kind of dier 1
    de vrucht
    – ongeboren kind of dier 1
    • vrucht [de ~] zelfstandig naamwoord
      • via de televisie kon je de vrucht in de buik van de vrouw zien1

Verwante woorden van "vrucht":

  • vruchten

Verwante definities voor "vrucht":

  1. ongeboren kind of dier1
    • via de televisie kon je de vrucht in de buik van de vrouw zien1
  2. voortbrengsel van boom, struik of plant1
    • peren, appels en noten zijn vruchten1

Verwante synoniemen voor vrucht