Nederlands

Uitgebreide synoniemen voor waar in het Nederlands

waar:

waar [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de waar
    de waar; de artikelen; de koopwaar; de voorwerpen
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • artikelen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • voorwerpen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. de waar
    de handelswaar; de koopwaar; de nering; de koophandel; de handel; de waar; de klandizie
    • handelswaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • nering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • koophandel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • handel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klandizie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. de waar
    de dingen; de spullen; de zaakjes; de zaken; het goedje; de waar
    • dingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • spullen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaakjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zaken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goedje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. de waar
    de handelswaar; de waren; de goederen; de koopwaar; de waar
    • handelswaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goederen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord

waar bijvoeglijk naamwoord

  1. waar
    waar; juist; kloppend; precies; uitgerekend
  2. waar
    waar; waarachtig; werkelijk
  3. waar
    effectief; reëel; werkelijk; metterdaad; warempel; echt; heus; waarachtig; waar

waar

  1. waar

waar [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de waar
    – precies als in de werkelijkheid 1
    de waar; natuurlijk; echt; werkelijk; heus
    – precies als in de werkelijkheid 1
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • het is een waar gebeurd verhaal1
    • natuurlijk bijvoeglijk naamwoord
      • zij speelt die rol heel natuurlijk1
    • echt bijvoeglijk naamwoord
      • is het echt gebeurd?1
    • werkelijk bijvoeglijk naamwoord
      • hij noemt zich Leo, maar dat is niet zijn werkelijke naam1
    • heus bijvoeglijk naamwoord
      • is het heus?1
  2. de waar
    – op welke plaats 1
    de waar
    – op welke plaats 1
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • waar woon je?1
  3. de waar
    – spullen die je te koop aanbiedt 1
    de waar
    – spullen die je te koop aanbiedt 1
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord
      • de marktkoopman stalde zijn waren uit1

Verwante woorden van "waar":


Alternatieve synoniemen voor "waar":


Verwante definities voor "waar":

  1. precies als in de werkelijkheid1
    • het is een waar gebeurd verhaal1
  2. op welke plaats1
    • waar woon je?1
  3. spullen die je te koop aanbiedt1
    • de marktkoopman stalde zijn waren uit1

waren:

waren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de waren
    de handelswaar; de waren; de goederen; de koopwaar; de waar
    • handelswaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • goederen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koopwaar [de ~] zelfstandig naamwoord
    • waar [de ~] zelfstandig naamwoord

waren werkwoord (waar, waart, waarde, waarden, gewaard)

  1. waren
    ronddwalen; dolen; waren
    • ronddwalen werkwoord (dwaal rond, dwaalt rond, dwaalde rond, dwaalden rond, rondgedwaald)
    • dolen werkwoord (dool, doolt, doolde, doolden, gedoold)
    • waren werkwoord (waar, waart, waarde, waarden, gewaard)

Conjugations for waren:

o.t.t.
  1. waar
  2. waart
  3. waart
  4. waren
  5. waren
  6. waren
o.v.t.
  1. waarde
  2. waarde
  3. waarde
  4. waarden
  5. waarden
  6. waarden
v.t.t.
  1. heb gewaard
  2. hebt gewaard
  3. heeft gewaard
  4. hebben gewaard
  5. hebben gewaard
  6. hebben gewaard
v.v.t.
  1. had gewaard
  2. had gewaard
  3. had gewaard
  4. hadden gewaard
  5. hadden gewaard
  6. hadden gewaard
o.t.t.t.
  1. zal waren
  2. zult waren
  3. zal waren
  4. zullen waren
  5. zullen waren
  6. zullen waren
o.v.t.t.
  1. zou waren
  2. zou waren
  3. zou waren
  4. zouden waren
  5. zouden waren
  6. zouden waren
diversen
  1. waar!
  2. waart!
  3. gewaard
  4. waardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwante woorden van "waren":


Verwante synoniemen voor waar