Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. inpakken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inpakken (Nederlands) in het Zweeds

inpakken:

inpakken werkwoord (pak in, pakt in, pakte in, pakten in, ingepakt)

  1. inpakken (verpakken; emballeren; inwikkelen)
    packa
    • packa werkwoord (packar, packade, packat)
  2. inpakken (emballeren)
    packa; packa in; slå in; förpacka
    • packa werkwoord (packar, packade, packat)
    • packa in werkwoord (packar in, packade in, packat in)
    • slå in werkwoord (slår in, slog in, slagit in)
    • förpacka werkwoord (förpackar, förpackade, förpackat)
  3. inpakken (inpalmen)
    fånga; förtrolla; charmera; dupera
    • fånga werkwoord (fångar, fångade, fångat)
    • förtrolla werkwoord (förtrollar, förtrollade, förtrollat)
    • charmera werkwoord (charmerar, charmerade, charmerat)
    • dupera werkwoord (duperar, duperade, duperat)

Conjugations for inpakken:

o.t.t.
  1. pak in
  2. pakt in
  3. pakt in
  4. pakken in
  5. pakken in
  6. pakken in
o.v.t.
  1. pakte in
  2. pakte in
  3. pakte in
  4. pakten in
  5. pakten in
  6. pakten in
v.t.t.
  1. heb ingepakt
  2. hebt ingepakt
  3. heeft ingepakt
  4. hebben ingepakt
  5. hebben ingepakt
  6. hebben ingepakt
v.v.t.
  1. had ingepakt
  2. had ingepakt
  3. had ingepakt
  4. hadden ingepakt
  5. hadden ingepakt
  6. hadden ingepakt
o.t.t.t.
  1. zal inpakken
  2. zult inpakken
  3. zal inpakken
  4. zullen inpakken
  5. zullen inpakken
  6. zullen inpakken
o.v.t.t.
  1. zou inpakken
  2. zou inpakken
  3. zou inpakken
  4. zouden inpakken
  5. zouden inpakken
  6. zouden inpakken
en verder
  1. ben ingepakt
  2. bent ingepakt
  3. is ingepakt
  4. zijn ingepakt
  5. zijn ingepakt
  6. zijn ingepakt
diversen
  1. pak in!
  2. pakt in!
  3. ingepakt
  4. inpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inpakken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
charmera inpakken; inpalmen
dupera inpakken; inpalmen
fånga inpakken; inpalmen aanhouden; aanklampen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; buitmaken; gevangennemen; grijpen; heroveren; inrekenen; klauwen; naar zich toe trekken; oppakken; opvangen; pakken; snappen; vangen; vastklampen; vastpakken; vatten; verstrikken; wat neervalt opvangen
förpacka emballeren; inpakken kartonneren
förtrolla inpakken; inpalmen beheksen; betoveren
packa emballeren; inpakken; inwikkelen; verpakken bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen
packa in emballeren; inpakken stouwen
slå in emballeren; inpakken erbij betrekken; inkloppen

Wiktionary: inpakken


Cross Translation:
FromToVia
inpakken packa bag — to put into a bag
inpakken låda; lägga box — place inside a box
inpakken slå in; paketera; emballera; linda in; klä in wrap — enclose in fabric, paper, etc
inpakken packa in; slå in wrap up — To fold and secure something to be the cover or protection
inpakken bylta wrap up — To wear abundant clothing as protection from the weather

Verwante vertalingen van inpakken