Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opperen (Nederlands) in het Zweeds

opperen:

opperen werkwoord (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)

  1. opperen (naar voren brengen; poneren)
    föreslå; introducera; nominera
    • föreslå werkwoord (föreslår, föreslog, föreslagit)
    • introducera werkwoord (introducerar, introducerade, introducerat)
    • nominera werkwoord (nominerar, nominerade, nominerat)
  2. opperen (poneren; aanvoeren; te berde brengen)
    föreslå; föreställa; framställa; framlägga
    • föreslå werkwoord (föreslår, föreslog, föreslagit)
    • föreställa werkwoord (föreställer, föreställde, föreställt)
    • framställa werkwoord (framställer, framställde, framställt)
    • framlägga werkwoord (framlägger, framlade, framlagt)
  3. opperen (suggereren; naar voren brengen)
    föreslå
    • föreslå werkwoord (föreslår, föreslog, föreslagit)
  4. opperen (poneren; stellen; naar voren brengen)
    anta; förutsätta; postulera
    • anta werkwoord (antar, antog, antagit)
    • förutsätta werkwoord (förutsätter, förutsatte, förutsatt)
    • postulera werkwoord (postulerar, postulerade, postulerat)
  5. opperen (te berde brengen; ter sprake brengen; aanvoeren; )
    ta upp ett ämne
    • ta upp ett ämne werkwoord (tar upp ett ämne, tog upp ett ämne, tagit upp ett ämne)

Conjugations for opperen:

o.t.t.
  1. opper
  2. oppert
  3. oppert
  4. opperen
  5. opperen
  6. opperen
o.v.t.
  1. opperde
  2. opperde
  3. opperde
  4. opperden
  5. opperden
  6. opperden
v.t.t.
  1. heb geopperd
  2. hebt geopperd
  3. heeft geopperd
  4. hebben geopperd
  5. hebben geopperd
  6. hebben geopperd
v.v.t.
  1. had geopperd
  2. had geopperd
  3. had geopperd
  4. hadden geopperd
  5. hadden geopperd
  6. hadden geopperd
o.t.t.t.
  1. zal opperen
  2. zult opperen
  3. zal opperen
  4. zullen opperen
  5. zullen opperen
  6. zullen opperen
o.v.t.t.
  1. zou opperen
  2. zou opperen
  3. zou opperen
  4. zouden opperen
  5. zouden opperen
  6. zouden opperen
diversen
  1. opper!
  2. oppert!
  3. geopperd
  4. opperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opperen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anta naar voren brengen; opperen; poneren; stellen aannemen; uitgaan van; veronderstellen
framlägga aanvoeren; opperen; poneren; te berde brengen etaleren; tentoonstellen; tonen; uitstallen
framställa aanvoeren; opperen; poneren; te berde brengen afschilderen; doen lijken; etaleren; tentoonstellen; tonen; uitstallen
föreslå aanvoeren; naar voren brengen; opperen; poneren; suggereren; te berde brengen aanraden; adviseren; duiden op; een voorstel doen; iets aanraden; ingeven; raden; suggereren; ter overweging geven; van raad dienen; voorleggen; voorslaan; voorstellen; wijzen op
föreställa aanvoeren; opperen; poneren; te berde brengen adviseren; iets aanraden; ingeven; raden; suggereren
förutsätta naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
introducera naar voren brengen; opperen; poneren aandragen; aanvoeren; inbrengen; inleiden; invoegen; inwerken; openen; prepareren; voorbereiden op
nominera naar voren brengen; opperen; poneren
postulera naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
ta upp ett ämne aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen

Wiktionary: opperen


Cross Translation:
FromToVia
opperen mynta coin — to make up or invent, and establish
opperen mynta forger — Inventer un mot, une expression
opperen inspirera; inandas; ingiva; råda inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.
opperen beskriva; leka; spela; uttrycka représenterprésenter de nouveau.