Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voorkomend (Nederlands) in het Zweeds

voorkomend:

voorkomend bijvoeglijk naamwoord

  1. voorkomend (gedienstig; dienstwillig)
    behjälplig
  2. voorkomend (hoffelijk; attent; galant; ridderlijk)
    hövisk; vänlig; vänligt; artigt; höviskt
  3. voorkomend (welopgevoed; beleefd; beschaafd; wellevend; gemanierd)
    väluppfostrat; artig; artigt
  4. voorkomend (goedaardig; vriendelijk; aardig; )
    hyggligt; välvillig; beskedlig; godsint; beskedligt; vänligt; välvilligt

Vertaal Matrix voor voorkomend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
artig beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed fatsoenlijk; netjes; ordentelijk
artigt attent; beleefd; beschaafd; galant; gemanierd; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend; wellevend; welopgevoed deugdzaam; eerzaam; fatsoenlijk; hoofs; netjes; ordentelijk; zedig
behjälplig dienstwillig; gedienstig; voorkomend instrumentaal
beskedlig aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig bescheiden; gering; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend
beskedligt aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig bescheiden; gering; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend
godsint aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
hyggligt aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig familiair; makkelijk in de omgang
hövisk attent; galant; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend hoofs
höviskt attent; galant; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend hoofs
väluppfostrat beleefd; beschaafd; gemanierd; voorkomend; wellevend; welopgevoed goed opgevoed; hoofs
välvillig aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aardig; amicaal; goedwillig; kameraadschappelijk; leuk; lief; sympathiek; vriendschappelijk; welwillend
välvilligt aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; plezierig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aardig; goedgunstig; goedwillig; leuk; lief; sympathiek; weldadig; welwillend
vänlig attent; galant; hoffelijk; ridderlijk; voorkomend amicaal; bevriend; charmant; gemoedelijk; genegenheid opwekkend; hartelijk; innemend; jofel; joviaal; kameraadschappelijk; minnelijk; minzaam; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk
vänligt aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; galant; goedaardig; goedhartig; hoffelijk; hulpvaardig; plezierig; ridderlijk; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig aimabel; bekoorlijk; beminnelijk; bevriend; charmant; collegiaal; gemoedelijk; genegenheid opwekkend; hartelijk; innemend; jofel; joviaal; lief; minnelijk; minzaam; vriendelijk; vriendelijke

Verwante woorden van "voorkomend":


Wiktionary: voorkomend


Cross Translation:
FromToVia
voorkomend omtänksam considerate — thoughtful
voorkomend snäll; vänlig affable — Personne aimable et bienveillante à qui on peut parler (qui écouter et comprendre).
voorkomend snäll; vänlig aimable — Qui mériter d’aimer.
voorkomend snäll; vänlig amèneagréable, attrayant.
voorkomend behagfull; söt; snäll; vänlig gentilagréable, charmant, mignon, aimable. Qui a une certaine grâce, un certain agrément délicat.

voorkomend vorm van voorkomen:

voorkomen werkwoord (voorkom, voorkomt, voorkwam, voorkwamen, voorkomen)

  1. voorkomen (zich voordoen; gebeuren; plaats hebben)
    inträffa; hända
    • inträffa werkwoord (inträffar, inträffade, inträffat)
    • hända werkwoord (händer, händde, händt)
  2. voorkomen (een bezwaar ondervangen; ondervangen)
    möta med invändningar; förebrygga
    • möta med invändningar werkwoord (möter med invändningar, mötte med invändningar, mött med invändningar)
    • förebrygga werkwoord (förebrygger, förebryggde, förebryggt)

Conjugations for voorkomen:

o.t.t.
  1. voorkom
  2. voorkomt
  3. voorkomt
  4. voorkomen
  5. voorkomen
  6. voorkomen
o.v.t.
  1. voorkwam
  2. voorkwam
  3. voorkwam
  4. voorkwamen
  5. voorkwamen
  6. voorkwamen
v.t.t.
  1. heb voorkomen
  2. hebt voorkomen
  3. heeft voorkomen
  4. hebben voorkomen
  5. hebben voorkomen
  6. hebben voorkomen
v.v.t.
  1. had voorkomen
  2. had voorkomen
  3. had voorkomen
  4. hadden voorkomen
  5. hadden voorkomen
  6. hadden voorkomen
o.t.t.t.
  1. zal voorkomen
  2. zult voorkomen
  3. zal voorkomen
  4. zullen voorkomen
  5. zullen voorkomen
  6. zullen voorkomen
o.v.t.t.
  1. zou voorkomen
  2. zou voorkomen
  3. zou voorkomen
  4. zouden voorkomen
  5. zouden voorkomen
  6. zouden voorkomen
diversen
  1. voorkom!
  2. voorkomt!
  3. voorkomen
  4. voorkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

voorkomen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het voorkomen (uiterlijk; verschijning; gedaante; )
    framträdande
  2. het voorkomen (dekmantel; façade; schijn; masker)
    fasad; förklädnad; täckmantel

voorkomen

  1. voorkomen (beletten; verhinderen; belemmeren; voorkómen)
    hindra; förhindra; förebygga
    • hindra werkwoord (hindrar, hindrade, hindrat)
    • förhindra werkwoord (förhindrar, förhindrade, förhindrat)
    • förebygga werkwoord

Vertaal Matrix voor voorkomen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fasad dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen façade; fineer; front; gevel; gevelbreedte; pui; voorgevel; voorkant; voorzijde
framträdande aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; iemand zijn uiterlijk; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanblik; comparatie; indringerigheid; verschijning; verschijningsvorm
förhindra belemmeren; beperken; preventie
förklädnad dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen
täckmantel dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen blende; blindering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förebrygga een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen
förebygga belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen
förhindra belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen afhouden; hinderen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; weren
hindra belemmeren; beletten; verhinderen; voorkomen; voorkómen achterhouden; afbreken; afhouden; belemmeren; beletten; beteugelen; doen mislukken; doen ophouden; doen stoppen; dwarsbomen; dwarsliggen; een stokje steken voor; ervanaf houden; geen afstand doen van; hinderen; houden; inhouden; onderbreken; onmogelijk maken; storen; tegenwerken; verhinderen; verijdelen; weerhouden
hända gebeuren; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen aflopen; gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; toegaan; tot stand komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
inträffa gebeuren; plaats hebben; voorkomen; zich voordoen gebeuren; geschieden; plaats hebben; plaats vinden; tot stand komen
möta med invändningar een bezwaar ondervangen; ondervangen; voorkomen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
framträdande invloedrijk; vooraanstaand

Verwante woorden van "voorkomen":

  • voorkomens

Verwante definities voor "voorkomen":

  1. ervoor zorgen dat het niet gebeurt1
    • ze probeerde het ongeluk te voorkomen1
  2. gebeuren of er zijn1
    • het komt niet vaak voor dat hij op tijd is1
  3. lijken of schijnen1
    • dat gezicht komt mij bekend voor1
  4. voor de rechtbank verschijnen1
    • hij moet binnenkort vóórkomen1

Wiktionary: voorkomen


Cross Translation:
FromToVia
voorkomen existens existence — the state of being, existing, or occurring
voorkomen förekomma occur — to be present or found
voorkomen avvärja ward off — to avert or prevent
voorkomen anseende; anblick; vy airmélange gazeux constituer l’atmosphère.
voorkomen hastighet; tempo; anblick; anseende; vy allurefaçon d’aller, de marcher.
voorkomen synas; tyckas sembler — avoir l’air, l’apparence

Verwante vertalingen van voorkomend