Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afhalen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afhalen (Nederlands) in het Zweeds

afhalen:

afhalen werkwoord (haal af, haalt af, haalde af, haalden af, afgehaald)

  1. afhalen (ophalen; meenemen; afnemen; wegnemen; weghalen)
    få ihop; samla in; samla
    • få ihop werkwoord (får ihop, fick ihop, fått ihop)
    • samla in werkwoord (samlar in, samlade in, samlat in)
    • samla werkwoord (samlar, samlade, samlat)
  2. afhalen (villen; stropen; afstropen; uitbenen)
    be; skinna
    • be werkwoord (ber, bad, bett)
    • skinna werkwoord (skinnar, skinnade, skinnat)

Conjugations for afhalen:

o.t.t.
  1. haal af
  2. haalt af
  3. haalt af
  4. halen af
  5. halen af
  6. halen af
o.v.t.
  1. haalde af
  2. haalde af
  3. haalde af
  4. haalden af
  5. haalden af
  6. haalden af
v.t.t.
  1. heb afgehaald
  2. hebt afgehaald
  3. heeft afgehaald
  4. hebben afgehaald
  5. hebben afgehaald
  6. hebben afgehaald
v.v.t.
  1. had afgehaald
  2. had afgehaald
  3. had afgehaald
  4. hadden afgehaald
  5. hadden afgehaald
  6. hadden afgehaald
o.t.t.t.
  1. zal afhalen
  2. zult afhalen
  3. zal afhalen
  4. zullen afhalen
  5. zullen afhalen
  6. zullen afhalen
o.v.t.t.
  1. zou afhalen
  2. zou afhalen
  3. zou afhalen
  4. zouden afhalen
  5. zouden afhalen
  6. zouden afhalen
diversen
  1. haal af!
  2. haalt af!
  3. afgehaald
  4. afhalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afhalen bijvoeglijk naamwoord

  1. afhalen

Vertaal Matrix voor afhalen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
be afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen bidden; in gebed zijn; smeken; soebatten; verzoeken; vragen
få ihop afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
samla afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen afhalen en meenemen; bij elkaar brengen; bijeen scharrelen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; cumuleren; erbij komen; inzamelen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppikken; oppotten; plukken; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; samenroepen; samenscholen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
samla in afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen
skinna afhalen; afstropen; stropen; uitbenen; villen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
hämtas av kund afhalen

Wiktionary: afhalen


Cross Translation:
FromToVia
afhalen församla; samla; dra ihop rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.

Verwante vertalingen van afhalen