Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. afpersen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afpersen (Nederlands) in het Zweeds

afpersen:

afpersen werkwoord (pers af, perst af, perste af, persten af, afgeperst)

  1. afpersen (chanteren)
    utpressa
    • utpressa werkwoord (utpressar, utpressade, utpressat)

Conjugations for afpersen:

o.t.t.
  1. pers af
  2. perst af
  3. perst af
  4. persen af
  5. persen af
  6. persen af
o.v.t.
  1. perste af
  2. perste af
  3. perste af
  4. persten af
  5. persten af
  6. persten af
v.t.t.
  1. heb afgeperst
  2. hebt afgeperst
  3. heeft afgeperst
  4. hebben afgeperst
  5. hebben afgeperst
  6. hebben afgeperst
v.v.t.
  1. had afgeperst
  2. had afgeperst
  3. had afgeperst
  4. hadden afgeperst
  5. hadden afgeperst
  6. hadden afgeperst
o.t.t.t.
  1. zal afpersen
  2. zult afpersen
  3. zal afpersen
  4. zullen afpersen
  5. zullen afpersen
  6. zullen afpersen
o.v.t.t.
  1. zou afpersen
  2. zou afpersen
  3. zou afpersen
  4. zouden afpersen
  5. zouden afpersen
  6. zouden afpersen
diversen
  1. pers af!
  2. perst af!
  3. afgeperst
  4. afpersende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afpersen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
utpressa afpersen; chanteren

Verwante definities voor "afpersen":

  1. hem dwingen jou geld te geven1
    • de winkelier werd afgeperst door de overvaller1