Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. babbelziek:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor babbelziek (Nederlands) in het Zweeds

babbelziek:

babbelziek bijvoeglijk naamwoord

  1. babbelziek (kletserig; praatziek; spraakzaam; )
    pratsam; snackigt; pratsamt
  2. babbelziek (loslippig)
    pratsam; pratsamt

Vertaal Matrix voor babbelziek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pratsam prietpraat
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pratsam babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam
pratsamt babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam
snackigt babbelachtig; babbelziek; flapuit; indiscreet; kletserig; kletsgraag; loslippig; mededeelzaam; praatgraag; praatziek; spraakzaam

Verwante woorden van "babbelziek":

  • babbelzieke

Wiktionary: babbelziek


Cross Translation:
FromToVia
babbelziek pratglad; pratsam talkative — tending to talk or speak freely or often
babbelziek pratsam bavard — Qui a l’habitude de bavarder.