Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beoogd (Nederlands) in het Zweeds

beoogd:

beoogd bijvoeglijk naamwoord

  1. beoogd (voorgenomen)
    planerat; avsett; planerad
  2. beoogd (voorgesteld)
    föreställer

Vertaal Matrix voor beoogd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsett beoogd; voorgenomen expres; intentioneel; met opzet; opzettelijk
föreställer beoogd; voorgesteld
planerad beoogd; voorgenomen gepland; volgens dienstregeling
planerat beoogd; voorgenomen gepland; volgens dienstregeling

beoogd vorm van beogen:

beogen werkwoord (beoog, beoogt, beoogde, beoogden, beoogd)

  1. beogen (ten doel hebben; bedoelen)
    tänka; sikta på; ha avsiktet; sträva efter
    • tänka werkwoord (tänker, tänkte, tänkt)
    • sikta på werkwoord (siktar på, siktade på, siktat på)
    • ha avsiktet werkwoord (har avsiktet, hade avsiktet, haft avsiktet)
    • sträva efter werkwoord (strävar efter, strävade efter, strävat efter)

Conjugations for beogen:

o.t.t.
  1. beoog
  2. beoogt
  3. beoogt
  4. beogen
  5. beogen
  6. beogen
o.v.t.
  1. beoogde
  2. beoogde
  3. beoogde
  4. beoogden
  5. beoogden
  6. beoogden
v.t.t.
  1. heb beoogd
  2. hebt beoogd
  3. heeft beoogd
  4. hebben beoogd
  5. hebben beoogd
  6. hebben beoogd
v.v.t.
  1. had beoogd
  2. had beoogd
  3. had beoogd
  4. hadden beoogd
  5. hadden beoogd
  6. hadden beoogd
o.t.t.t.
  1. zal beogen
  2. zult beogen
  3. zal beogen
  4. zullen beogen
  5. zullen beogen
  6. zullen beogen
o.v.t.t.
  1. zou beogen
  2. zou beogen
  3. zou beogen
  4. zouden beogen
  5. zouden beogen
  6. zouden beogen
diversen
  1. beoog!
  2. beoogt!
  3. beoogd
  4. beogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beogen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. beogen (streven; pogen; ambitie; )
    anstränga sig; strida för

Vertaal Matrix voor beogen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstränga sig aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
strida för aansturen op; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; intentie; pogen; streven; streven naar; trachten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anstränga sig pogen; proberen; trachten
ha avsiktet bedoelen; beogen; ten doel hebben van plan zijn
sikta på bedoelen; beogen; ten doel hebben aansturen op; bedoelen; doel beogen; ergens iets mee willen zeggen; gericht werpen; ijveren; mikken; streven; viseren
sträva efter bedoelen; beogen; ten doel hebben aansturen op; ambiëren; doel beogen; najagen; nastreven; trachten te verkrijgen; vervolgen; viseren
tänka bedoelen; beogen; ten doel hebben nadenken; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren; van plan zijn