Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. drukken op:
  2. opdrukken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor drukken op (Nederlands) in het Zweeds

drukken op:

drukken op werkwoord (druk op, drukt op, drukte op, drukten op, gedrukt op)

  1. drukken op
    trycka på
    • trycka på werkwoord (trycker på, tryckte på, tryckt på)

Conjugations for drukken op:

o.t.t.
  1. druk op
  2. drukt op
  3. drukt op
  4. drukken op
  5. drukken op
  6. drukken op
o.v.t.
  1. drukte op
  2. drukte op
  3. drukte op
  4. drukten op
  5. drukten op
  6. drukten op
v.t.t.
  1. heb gedrukt op
  2. hebt gedrukt op
  3. heeft gedrukt op
  4. hebben gedrukt op
  5. hebben gedrukt op
  6. hebben gedrukt op
v.v.t.
  1. had gedrukt op
  2. had gedrukt op
  3. had gedrukt op
  4. hadden gedrukt op
  5. hadden gedrukt op
  6. hadden gedrukt op
o.t.t.t.
  1. zal drukken op
  2. zult drukken op
  3. zal drukken op
  4. zullen drukken op
  5. zullen drukken op
  6. zullen drukken op
o.v.t.t.
  1. zou drukken op
  2. zou drukken op
  3. zou drukken op
  4. zouden drukken op
  5. zouden drukken op
  6. zouden drukken op
diversen
  1. druk op!
  2. drukt op!
  3. gedrukt op
  4. drukkend op
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor drukken op:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trycka på forceren; opdringen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trycka på drukken op beklemtonen; benadrukken; betonen; inprenten; jachten; jakkeren; op het hart drukken; overdrukken; reppen; spoeden

opdrukken:

opdrukken werkwoord (druk op, drukt op, drukte op, drukten op, opgedrukt)

  1. opdrukken (bedrukken; overdrukken)
    trycka
    • trycka werkwoord (trycker, tryckte, tryckt)

Conjugations for opdrukken:

o.t.t.
  1. druk op
  2. drukt op
  3. drukt op
  4. drukken op
  5. drukken op
  6. drukken op
o.v.t.
  1. drukte op
  2. drukte op
  3. drukte op
  4. drukten op
  5. drukten op
  6. drukten op
v.t.t.
  1. heb opgedrukt
  2. hebt opgedrukt
  3. heeft opgedrukt
  4. hebben opgedrukt
  5. hebben opgedrukt
  6. hebben opgedrukt
v.v.t.
  1. had opgedrukt
  2. had opgedrukt
  3. had opgedrukt
  4. hadden opgedrukt
  5. hadden opgedrukt
  6. hadden opgedrukt
o.t.t.t.
  1. zal opdrukken
  2. zult opdrukken
  3. zal opdrukken
  4. zullen opdrukken
  5. zullen opdrukken
  6. zullen opdrukken
o.v.t.t.
  1. zou opdrukken
  2. zou opdrukken
  3. zou opdrukken
  4. zouden opdrukken
  5. zouden opdrukken
  6. zouden opdrukken
en verder
  1. ben opgedrukt
  2. bent opgedrukt
  3. is opgedrukt
  4. zijn opgedrukt
  5. zijn opgedrukt
  6. zijn opgedrukt
diversen
  1. druk op!
  2. drukt op!
  3. opgedrukt
  4. opdrukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opdrukken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trycka afdruksel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trycka bedrukken; opdrukken; overdrukken aandrukken; boekdrukken; oppersen; persen; prenten; printen; vastdrukken

Verwante woorden van "opdrukken":


Verwante vertalingen van drukken op