Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor formuleren (Nederlands) in het Zweeds

formuleren:

formuleren werkwoord (formuleer, formuleert, formuleerde, formuleerden, geformuleerd)

  1. formuleren (in een formule brengen)
    uttrycka; ge uttryck åt; formulera
    • uttrycka werkwoord (uttrycker, uttryckte, uttryckt)
    • ge uttryck åt werkwoord (ger uttryck åt, gav uttryck åt, givit uttryck åt)
    • formulera werkwoord (formulerar, formulerade, formulerat)
  2. formuleren (verwoorden; verbaliseren)
    verbalisera; uttrycka; ge röst åt; formulera i ord
    • verbalisera werkwoord (verbaliserar, verbaliserade, verbaliserat)
    • uttrycka werkwoord (uttrycker, uttryckte, uttryckt)
    • ge röst åt werkwoord (ger röst åt, gav röst åt, givit röst åt)
    • formulera i ord werkwoord (formulerar i ord, formulerade i ord, formulerat i ord)

Conjugations for formuleren:

o.t.t.
  1. formuleer
  2. formuleert
  3. formuleert
  4. formuleren
  5. formuleren
  6. formuleren
o.v.t.
  1. formuleerde
  2. formuleerde
  3. formuleerde
  4. formuleerden
  5. formuleerden
  6. formuleerden
v.t.t.
  1. heb geformuleerd
  2. hebt geformuleerd
  3. heeft geformuleerd
  4. hebben geformuleerd
  5. hebben geformuleerd
  6. hebben geformuleerd
v.v.t.
  1. had geformuleerd
  2. had geformuleerd
  3. had geformuleerd
  4. hadden geformuleerd
  5. hadden geformuleerd
  6. hadden geformuleerd
o.t.t.t.
  1. zal formuleren
  2. zult formuleren
  3. zal formuleren
  4. zullen formuleren
  5. zullen formuleren
  6. zullen formuleren
o.v.t.t.
  1. zou formuleren
  2. zou formuleren
  3. zou formuleren
  4. zouden formuleren
  5. zouden formuleren
  6. zouden formuleren
en verder
  1. is geformuleerd
  2. zijn geformuleerd
diversen
  1. formuleer!
  2. formuleert!
  3. geformuleerd
  4. formulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor formuleren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
formulera opmaken; opstellen; redigeren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
formulera formuleren; in een formule brengen fraseren
formulera i ord formuleren; verbaliseren; verwoorden
ge röst åt formuleren; verbaliseren; verwoorden
ge uttryck åt formuleren; in een formule brengen uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden
uttrycka formuleren; in een formule brengen; verbaliseren; verwoorden fraseren; tot uitdrukking brengen
verbalisera formuleren; verbaliseren; verwoorden